Home
Home





English





Workshops





Teksten/

Artikelen





Contact





Naud van der Ven





NB: zijn de teksten niet netjes leesbaar?
Probeer een ander merk browser, bijvoorbeeld Firefox.

Klik hier
                  voor blogberichten




Werk en Reflectie over Friedrich Nietzsche




Inhoudsopgave


Inleiding

De inleiding voor de aflevering van Werk en Reflectie over Nietzsche is verzorgd door Henriëtta Joosten. Maar dat heeft mij niet belet om mezelf de terugkerende vraag te stellen bij elk van de hier opgenomen inleidingen: waar voel ik me veilig bij deze filosoof en waar niet? Vandaar dat hieronder de veiligheidsparagraaf met betrekking tot Nietzsche is opgenomen, gevolgd door de gebruikelijke vergelijking tussen de behandelde filosoof en Levinas.

Veilig

Nietzsche spreekt mij op een aantal punten zeer aan. Die punten zijn:

  • De aandacht voor de lichamelijkheid van de mens
  • Zijn aanval op het abstracte denken
  • Zijn voorkeur voor doorleefde waarheid
  • Zijn liefde voor de volheid van het leven
  • Een eigensoortig, gelouterd gevoel voor transcendentie.

Aandacht voor de lichamelijkheid van de mens

Nietzsche geldt als ‘de filosoof met de hamer’, vanwege zijn rücksichtloze rebellie tegen de overgeleverde filosofie. Je kunt ook zeggen, zoals filosoof en journalist Laurens Verhagen, dat hij filosofeert met zijn hele lichaam, in totale overgave. Levenswaarden moeten voor Nietzsche ook inderdaad in het leven, en dat betekent: in de zintuiglijke wereld, worden gevonden.

Aanval op het abstracte denken

Dat standpunt brengt hem in regelrechte aanvaring met de mainstream van de gevestigde filosofische traditie – vanaf Plato via het Christendom tot aan het tijdloze ego van de modernen – waarin een voorkeur gekoesterd wordt voor het abstracte denken. Dat wil zeggen voor een zo onthecht mogelijk en zuiver denken, niet gehinderd door passies, behoeften en lichamelijkheid. Dit zoeken naar abstracte waarheid wordt door Nietzsche benoemd als levensvijandig en nihilistisch. Bovendien ontmaskert hij het waarheidsstreven als een vorm van wil tot macht, waardoor het zoeken naar waarheid en kennis even banaal wordt als andere vormen van machtsopbouw. De filosoof Carl Cederberg zegt dat het voor Nietzsche wezenlijk is “to see truth itself as a problem. The will to truth requires a critique”.

Voorkeur voor doorleefde waarheid boven cerebrale waarheid

Uit dat laatste citaat kun je niettemin opmaken dat Nietzsche het zoeken naar waarheid niet helemaal wil staken. Nietzsche geeft liefde voor de waarheid niet op, maar het moet wat hem betreft voortaan gaan om een meer concrete, doorleefde en doorvoelde waarheid. Cederberg zegt daarover: “Truth is seen as a value, as one value among others, and the task of philosophical critique is the examination of values”. In de uitvoering van dat onderzoek valt Nietzsche te beschouwen als juist een van de grootste zoekers naar waarheid. Maar dan  waarheid in zoverre het een waarde voor het leven betekent.

Liefde voor de volheid van leven

Nietzsches weerzin tegen het cerebrale karakter van veel Westerse filosofie komt voort uit zijn overtuiging dat het abstracte denken de inhoud uit het leven wegzuigt. Daarom noemt hij het levensvijandig. Wat overblijft is een bloedeloos karkas, een nihilisme waarvan de waarden niet in het leven zelf liggen.

Behalve armetierig leven levert dat, volgens Nietzsche, ook een armetierige moraal op. Hij spreekt met betrekking tot het Christendom dan ook van een slavenmoraal’, die het moet hebben van zelfopoffering en dienstbaarheid. Daartegenover stelt Nietzsche de noodzaak van het verlangen naar een, ook materieel gezien, vol leven. Een zekere mate van egoïsme is daarvoor beslist vereist, en dus goed.

Gelouterd gevoel voor transcendentie.

Het zou kunnen lijken alsof Nietzsche korte metten maakt met alle transcendentie. Hij stelt zich te weer tegen allesoverstijgende, maar daardoor bleke en abstracte eeuwige waarheden. Maar daarmee bant hij niet alle transcendentie uit, alleen is voor hem die overstijgendheid gelegen in het ongrijpbaar korte maar volle moment van het heden. Dat moment opent voor hem het perspectief op de oneindigheid. Met niet zozeer de nadruk op een oneindig zijn of wezen, maar op een oneindig worden. Daar kan het gebeuren dat je boven jezelf uitstijgt. Want in het heden, zo laat Nietzsche zien, ontmoeten we het oneindig verre andere dat we niet zomaar binnen onze kaders kunnen halen.

Onveilig

Tegenover de mij aansprekende aspecten van Nietzsches werk staat een punt dat mij unheimisch maakt, en dat is het aureool dat Nietzsche toekent aan de door hem gedroomde mens die boven zichzelf uitstijgt. Die zogenaamde Übermensch heeft een superstatus die doet denken aan de status van de godheid waar Nietzsche juist mee heeft afgerekend.

Behalve aan goddelijkheid doet de verhoogde autonomie van zijn gedroomde mens mij denken aan nóg een ding waar Nietzsche eigenlijk mee wilde afrekenen: de autonomie die het moderne denken aan het ego had toegekend. Nietzsche spreekt zelfs van een bevel van het zelf aan het zelf: een bevel dat niet van hogerhand komt, maar van zichzelf. Letterlijker kun je autonomie niet krijgen: de Griekse woorden autos’, en nomos’, gaan immers over het zelf dat zichzelf de wet stelt.

Weliswaar zoekt Nietzsche die autonomie niet zozeer  in de kracht van het denken- zoals velen vóór hem wél deden -, maar meer in de wil waarmee een mens over zichzelf wil heersen om zich te overstijgen, en die situeert hij in een combinatie van voelen, denken en gemoedsaandoeningen. Maar toch, als het zo is dat de relativering door Nietzsche van de het gangbare subjectdenken mij zo aansprak, zoals gesteld in de vorige paragraaf, dan is het begrijpelijk dat deze uitvergroting door Nietzsche van de autonomie van het subject mij niet bevalt.

Dat spreekt me niet aan, ook door wat anderen daar vervolgens mee gedaan hebben. Dit onderdeel van Nietzsches denken is bijvoorbeeld misbruikt door de nazi’s die er een stimulans in ontdekten voor hun idee van het onderscheid tussen herrenvolken en slavenvolken, met het Duitse volk als ras van supermensen. Maar is ook niet een filosoof als Sartre, die de menselijke autonomie verabsoluteert, daarin geïnspireerd door Nietzsche?

Levinas naast Nietzsche

Voor wat de mij sympathieke aspecten van Nietzsche betreft, daarvan zijn bij Levinas de nodige parallellen te vinden. Dat mag verrassend lijken gezien het zeer verschillende temperament van de beide filosofen. Nietzsche staat te boek als een onstuimig type, terwijl Levinas ook altijd een sfeer van degelijke burgerlijkheid uitstraalt. Maar die burgerlijke façade verbergt naar mijn overtuiging een zeer revolutionair denken, dat zich voor deel beslist door Nietzsche heeft laten inspireren.

Onderstaand worden enkele parallellen tussen Levinas en Nietzsche besproken, aan de hand van de punten die hierboven voor Nietzsche zijn uitgewerkt.

Aandacht voor de lichamelijkheid van de mens

De aandacht die Laurens Verhagen, zoals gezegd, bij Nietzsche waarneemt voor het lichamelijke, ziet hij ook bij Levinas. Letterlijk zegt Verhagen: “Ze filosoferen met een totale overgave, met hun gehele lichaam”. Ik denk dat hij, voor zover het Levinas betreft, vooral denkt aan diens beschrijvingen in het boek De totaliteit en het Oneindige van de mens als genietend en arbeidend wezen.

Aanval op het abstracte denken

Nietzsche ontmaskert het zoeken naar abstracte waarheid van een hele traditie vanaf Plato tot aan de modernen als levensvijandig en nihilstisch. Zo voelt Levinas dat ook, al zal hij niet zo gauw het Christendom aanvallen, maar eerder het subjectdenken (het tijdloze ego), want dat is wat hem betreft gewelddadig. In feite, zegt Levinas, leidt de almaar abstractere opvatting van mens-zijn in het Westen misschien wel tot bevrijding van het individu, maar ook tot leegte, eenzaamheid en geweld. De filosoof Cederberg zegt het zo: “For Nietzsche, as well as for Levinas, philosophy is critique, a critique that is ultimately not for the sake of the philosophising ego, but for something other. Nietzsche names this other ‘life’; for Levinas, this critique points towards a concern for the neighbour”.

Voorkeur voor doorleefde waarheid boven cerebrale waarheid

Waar velen Nietzsches afwijzing van de traditionele waarheidsqueeste alleen maar konden zien als heiligschennis, tonen de enkele woorden in Humanisme van de andere mens, die Levinas aan Nietzsche heeft gewijd, een verrassend positieve strekking. Levinas heeft het daar over “…een nietzscheaans woord, een profetisch woord, zonder statuut in het zijn, maar ook zonder willekeur, want voortgekomen uit eerlijkheid, dat wil zeggen uit pure verantwoordelijkheid voor de ander”. Dit is te begrijpen vanuit de waardering die Levinas kan opbrengen voor de waarachtigheid en eerlijkheid waarmee Nietzsche zijn woorden verkondigt. Verhagen zegt daarover: “We noemen Levinas en Nietzsche beide moralisten, in de meest brede zin: ze laten zien hoe men moet handelen om een waarachtig leven te hebben. Het heden dient hierbij als basis; vanuit de niet-discursieve ervaring van het heden komen ze tot wijsgerige inzichten”.

Liefde voor de volheid van leven

Nog op een andere plaats in Humanisme van de andere mens citeert Levinas Nietzsche met instemming. Deze keer zijn dat de volgende woorden uit Also sprach Zarathustra: “Ik houd van degene wiens ziel overvol is, zodat hij zichzelf vergeet en alle dingen in hem zijn: aldus worden alle dingen zijn ondergang”.

De nietzscheaanse mens stroomt over van levenskrachten; het leven is schenken geworden. Dat sluit aan bij wat Levinas zegt over de volheid van leven, als enige bron van waaruit gastvrijheid aan de andere mens kan worden geboden. Verhagen: “Dit aspect wordt nog wel eens door al die theologen die met Levinas weglopen over het hoofd gezien. In de woorden van Strasser: zonder haard kan men zijn gastvrijheid niet aanbieden. Verantwoordelijkheid is nooit los te zien van het egoïstische ik dat bezit en iets te schenken heeft”.

Gevoel voor transcendentie

Wat Verhagen zegt over de transcendentie bij Nietzsche, kan met een kleine aanpassing ook gezegd worden voor Levinas. Beiden wijzen als plaats voor het optreden van het transcendente de ondeelbaar kleine ruimte aan van het heden: de ongrijpbare, maar overvolle split second. Daarin, zegt Verhagen, ontmoeten we volgens Nietzsche én Levinas,  het oneindig verre andere dat we niet zomaar binnen onze kaders kunnen halen. Alleen, bij Levinas krijgt dat andere de gedaante van de Ander die we niet zomaar in door ons bedachte schema’s kunnen stoppen.

Het unheimische aspect van Nietzsche

Voor wat betreft het voor mij unheimische aspect van Nietzsche biedt Levinas me wat tegenwicht. Bij Nietzsche is de mens als het ware de nieuwe god geworden. Zo is het bij Levinas beslist niet: de transcendentie komt bij hem per definitie van de kant van het niet-ik.

Maar om daar uit te komen moet Levinas wel dezelfde vijand bestrijden als Nietzsche: de vijand van de op een voetstuk gezette denkende mens. Levinas kan daarbij steunen op, volgens Cederberg, het ‘nietzscheaanse woord’ dat, jeugdig en authentiek als het is, door het dode hout van de traditie snijdt. Levinas, vervolgens, “uses youth as a way of framing the very promise of critique, of philosophy”, aldus Cederberg.