Home
Home





English





Workshops





Teksten/

Artikelen





Contact





Naud van der Ven





NB: zijn de teksten niet netjes leesbaar?
Probeer een ander merk browser, bijvoorbeeld Firefox.

Klik hier
                  voor blogberichten




Spinoza en Levinas: water en vuur?

Inleiding door Naud van der Ven voor de gelijknamige cursus van het Studiecentrum van de Liberaal Joodse Gemeente Amsterdam,
gegeven in 2022 in samenwerking met Yoram Stein


Inhoudsopgave


Inleiding

Als Spinoza en Levinas in de filosofische literatuur ter sprake komen worden ze veelal als tegenpolen gepresenteerd. Dat is niet zo vreemd want Levinas keert zich in zijn twee hoofdwerken op verschillende plekken tegen het gedachtengoed van Spinoza. Ter illustratie doe ik een greep uit citaten van Levinas, genomen uit zijn eerste hoofdwerk De totaliteit en het Oneindige. Daarin is een belangrijk thema voor Levinas: zijn verzet tegen filosofieën die pleiten voor het opgaan van de mens in grotere gehelen. Die gehelen kunnen worden aangeduid als de Staat of het Zijn of het Ene, maar steeds is de gemeenschappelijke noemer van die filosofieën een streven naar eenwording met een totaliteit en het afleggen van de eigen menselijke, persoonlijke singulariteit. Daartegenover bepleit Levinas de opvatting van mensen als eigen en singulier, als gescheiden van een omvattende totaliteit, en bij deze pleidooien voor gescheidenheid zet hij zich vaak af tegen Spinoza.

Zo zegt hij bijvoorbeeld op p. 115, dat die gescheidenheid in tegenspraak is “met het oude privilege van de eenheid dat zich doet gelden van Parmenides tot Spinoza en Hegel. De scheiding en de interioriteit zouden onbegrijpelijk en irrationeel zijn”. En op p.118: “Het denken en de vrijheid komen tot ons vanuit de scheiding en het acht slaan op de Ander – deze these vormt de tegenpool van het spinozisme”. Als Spinoza wil en rede aan elkaar gelijk stelt, zoals Levinas zegt op p. 95, dan doet hij dat om het singuliere ik – waar de wil voor staat – op te heffen doordat dan de tegenstelling tussen het ik en het niet-ik verdwijnt binnen een onpersoonlijke rede. Het ik wordt nog slechts een gedachte. Op p. 136 borduurt hij daar op voort: “Als het ik geďdentificeerd wordt met de rede verliest het zijn zelfheid zelf. Door zich die anesthesie zonder grenzen te denken, laat Spinoza de scheiding vervluchtigen”.

‘Verlies’ en ‘verdoving’ zijn de woorden die hij gebruikt voor de onpersoonlijke rede die hij met Spinoza associeert, want vraagt hij zich af op p. 136: “Waarover zou een geheel redelijk wezen kunnen spreken met een ander geheel redelijk wezen? Rede kent geen meervoud; hoe zouden immers die talrijke redes zich van elkaar kunnen onderscheiden?” En nogmaals, op p. 254: “Tegen deze identificatie van wil en rede verzet zich heel de pathetische ervaring van de mensheid die door het hegeliaanse of spinozistische idealisme wordt verbannen naar het subjectieve of het imaginaire”. Spinoza laat niets over van singulariteiten of particulariteiten, juist als gespreksgenoten, onvervangbare zijnden, uniek in hun genre, waar ware communicatie het van moet hebben.

Op deze anti-spinozistische uitlatingen van Levinas zijn trouwens wel tegenreacties gekomen. Bijvoorbeeld van Michel Juffé die in Levinas as (mis)Reader of Spinoza meent dat Levinas Spinoza niet goed begrepen heeft. Volgens Juffé heeft Spinoza bijvoorbeeld best oog voor de individualiteit van afzonderlijke mensen, en besteedt Spinoza behalve aan de rationele kant ook veel aandacht aan de lichamelijke en stoffelijk kanten van het menselijk bestaan.

Maar de bedoeling van deze eerste avond zal zijn om het alleen maar te hebben over de bezwaren van Levinas tegen Spinoza. Die zal ik systematisch op een rij zetten en die zullen we vervolgens nader onderzoeken op de vraag naar een rode draad daarin. Tenslotte komt aan de orde wat Levinas daar als alternatieven of aanvullingen tegenover zet. In de presentatie van volgende week zal Yoram nader ingaan op de validiteit van Levinas’ bezwaren tegen en aanvullingen op Spinoza.

Bezwaren van Levinas tegen Spinoza

De bezwaren van Levinas tegen Spinoza ontleen ik uiteraard aan het werk van Levinas, maar daarnaast maak ik gebruik van het genoemde artikel van Michel Juffé,  van het boek Out of Control. Confrontations between Spinoza and Levinas van Richard Cohen, en van het boek De list van Spinoza van Victor Kal.

Diverse bezwaren van Levinas

Hieronder zet ik een aantal bezwaren van Levinas tegen Spinoza meer systematisch op een rij. De eerste drie daarvan komen uit het artikel van Michel Juffé. Daar voeg ik nog twee andere bezwaren aan toe, die ik bij Levinas ben tegengekomen, zodat ik in totaal op vijf punten kom.

1.
Een eerste bezwaar van Levinas dat Juffé bespreekt is dat Spinoza geen openbaring kent en geen transcendente God. Daardoor heeft Spinoza, aldus Levinas, geen weet van de dimensie van het totaal andere. In Spinoza’s filosofie zal dus nooit ruimte zijn voor het radicaal andere, ofwel de singulariteit van de andere mens, en dat is een ethisch tekort. Want, zo legt Richard Cohen die koppeling tussen ethiek en andersheid uit: “de alteriteit of transcendentie van de andere persoon verschijnt als onherleidbaar anders of transcendent alleen door zijn onuitroeibare moreel verplichtende kwaliteit”.

2.
Spinoza’s streefdoel is: het bereiken van eeuwige gelukzaligheid, en dat staat gelijk aan een ultiem rationalisme dat wil gelijkstelt aan rede. De identificatie van de wil met de anonieme rede houdt de ontkenning in van elke vrijheid, elke persoonlijke singulariteit of elk individueel gelaat. Opnieuw is voor Levinas, zegt Juffé, het gevolg van deze ontkenning van de ander als ander vooral een ethische tekortkoming. Victor Kal doelt waarschijnlijk op hetzelfde als hij als bezwaar tegen Spinoza formuleert dat “juist datgene, derhalve, wat voor het moderne individu de zinvolle kern van zijn individualisme vormt, datzelfde schuift de Conservatieve Revolutie terzijde. Hier vindt een amputatie plaats. De amputatie gaat schuil in die zo gemakkelijke, telkens herhaalde verwerping van het moderne individualisme”.

3.
Spinoza stelt de conatus essendi centraal. Dat is volgens Levinas in de weergave van Juffé niets anders dan eigenbelang en streven naar zelfbehoud, voortkomend uit een verlangen naar bestaan, of in de woorden van Levinas: naar ‘zijn’. En verheffing daarvan tot een principe leidt tot een oorlog van allen tegen allen. In zijn tweede grote boek Anders dan zijn wil Levinas juist breken met het zijn, omdat dan ruimte ontstaat voor de ander. Ook Victor Kal bespreekt in het kielzog van Levinas de consequentie van deze gehechtheid aan het zijn en zelfbehoud in negatieve termen: “Dienovereenkomstig blijft ‘macht’ het beslissende gezichtspunt; dat ‘recht’ prioriteit zou krijgen boven ‘macht’ is in de context van Spinoza’s filosofie ook niet denkbaar.”

4.
Een vierde bezwaar dat Levinas tegen Spinoza inbrengt betreft Spinoza’s weergave van de Joodse traditie. Levinas onderscheidt volgens Richard Cohen twee problemen. Ten eerste is Spinoza’s aanval op het Jodendom bedrieglijk en onjuist. Spinoza misinterpreteert en verraadt een lange profetische en rabbijnse traditie van universeel sociaal mededogen waarin het gaat om het messiaanse “koninkrijk van God”. En ten tweede creëert zijn aanval nieuwe gevaren voor eigentijdse Joden. Namelijk door de bevestiging van Joodse kant (in casu: Spinoza) van Christelijke vertekeningen van het Jodendom, die zullen gaan doorwerken bij Kant en Hegel. Er is sprake van verlening van een schijnbaar wetenschappelijk aura aan die vertekeningen, waardoor ze zelfs aantrekkelijk worden voor en overgenomen door Joden.

5.
Het vijfde bezwaar van Levinas richt zich specifiek tegen het Theologisch-politiek Tractaat en tegen het type religie dat Spinoza daarin propageert. Dat is namelijk een religie die ontdaan is van alle politieke en sociaal-emancipatorische kracht die erin gelegen kan zijn. Dat blijkt onder andere uit de aanbevelingen van Spinoza om de gevestigde machten aan te stellen als baas over de religie, en om de religie terug te dringen naar het privédomein van de burgers, zonder aanspraken op de inrichting van de samenleving. Dat laat voor Levinas’ opvatting van politiek en religie geen ruimte. Immers, zegt Cohen, “voor Levinas is religie, en in ieder geval de Joodse, altijd een sociaal fenomeen, een gemeenschapsband die nooit los te maken is van moraliteit en rechtvaardigheid als ethisch-religieuze zaken”. Daarzonder verwordt de politiek tot tirannie, en verdwijnt religie in een etherisch, geprivatiseerd geestelijk vacuüm.

Rode draad in die bezwaren: het soort begrip van de wereld dat Spinoza zoekt

Er is in de genoemde bezwaren van Levinas een overkoepelende noemer aan te wijzen die maakt dat ze een bepaalde verwantschap hebben. De zaken bij Spinoza waar Levinas tegen protesteert worden voor een groot deel aangedreven door de wil tot weten die het werk van Spinoza doortrekt. Voor Spinoza zijn inzicht, kennis en begrip van de wereld belangrijk, maar dan wel opgevat als wetenschappelijke kennis. Dat wil zeggen: het moet op wetenschappelijke wijze verkregen kennis zijn van natuurlijke verschijnselen en hun oorzaken. Voor Spinoza omvat dat alles wat bestaat, inclusief spirituele en goddelijke aspecten van het bestaan, want voor Spinoza staat de natuur gelijk aan God.

Richard Cohen spreekt in dit verband van een “exclusive attachment to scientific philosophy” bij Spinoza, die aansluit bij de westerse filosofische traditie die vanaf de oorsprong gericht is op het vinden van absoluut zekere kennis. Cohen: “Als wetenschapsfilosoof is Spinoza’s grootste zorg de waarheid en de bescherming van de waarheid. Het is niet zijn taak om de wereld te verlossen, maar om haar in haar waarheid te kennen, en om dat weten te beschermen tegen alles waarvan hij denkt dat het haar zou ondermijnen”.

Cohen stelt vast dat Levinas die inperking van begrip van de wereld tot wetenschappelijke – in feite: natuurwetenschappelijke – kennis te beperkt vindt. Voor een meer compleet begrip van de wereld is volgens Levinas meer nodig. Want wetenschappelijke kennis verengt het begrip van de wereld, en wel op twee manieren die Levinas bij Spinoza voortdurend tegenkomt: kennis moet volgens dat model logisch en rationeel van aard zijn, en kennis kenmerkt zich voor Spinoza door eenheid, niet door veelheid. Die twee kernbezwaren van Levinas komen onderstaand aan de orde.

De logische, rationele aard van Spinoza’s kennis, met pretentie van neutraliteit

Er zijn meerdere soorten kennis, volgens Spinoza. Maar de enige soort die de moeite waard is – die wat hij noemt ‘adequaat’ is – is kennis van logische, rationele aard. Die kennis is noodzakelijk, onveranderlijk en dus eeuwig, wat Spinoza ook wel uitdrukt door te zeggen dat zijn filosofie de werkelijkheid presenteert sub specie aeternitatis: de gevonden ideeën behoren de eeuwigheid toe.

Wat niet aan die norm voldoet valt voor Spinoza buiten de boot. En dat is veel. In de woorden van Levinas: “Voor Spinoza draagt alle kennis over tijdgebonden wederwaardigheden en alles wat een poëtische stijl aanneemt, het teken van het imaginaire. De Bijbel, als geconditioneerd door de tijd, staat dus buiten de adequate ideeën. Het gaat om niet meer dan subjectieve realiteit en subjectieve bedoelingen, meer werkelijkheid zit er voor hem niet in”.

Richard Cohen voegt daaraan toe dat, naast geschiedverhalen en poëzie, ook morele noties voor Spinoza geen betekenis hebben. “Moral notions and their ethical underpinning have no truth-value, as is known by the few, the scientists and philosophers who know better”. Omdat alleen harde natuurwetenschappelijke kennis telt. Dat wil trouwens niet zeggen, zegt Cohen in een noot, dat je Spinoza niet mystiek kunt lezen. Dat kan, en dat doen best veel mensen ook, door in de geschriften van Spinoza zijn aandacht voor het bereiken van een staat van gelukzaligheid te benadrukken. Maar dat druist in tegen diens eigen verlangen naar wetenschappelijkheid.

Spinoza’s liefde voor wetenschappelijke kennis heeft ook gevolgen voor de vorm die de gevonden kennis bij voorkeur aanneemt. Voor zover kennis wordt uitgedrukt in woorden en beelden, zijn die ideeën al gauw inadequaat. Want woorden en beelden zijn altijd producten van taal of de verbeelding, en hebben als zodanig altijd hun specifieke en willekeurige geschiedenis en onpreciesheid. Ware kennis, die de eeuwigheid weerspiegelt, laat zich alleen maar uitdrukken more geometrico, op de wijze van de wiskunde, werkend met evidente axioma’s en daarvan logisch afgeleide stellingen.

Overigens komt Spinoza met deze uitgangspunten in de knoop te zitten als hij bij wijze van uitzondering eenmaal Bijbelkritiek gaat bedrijven, namelijk in het Theologisch-politiek Tractaat. Hij beseft daar dat hij met historisch materiaal te maken heeft en dat dat op zijn eigen merites beoordeeld moet worden. Daarom verklaart hij in dat werk alleen uit te willen gaan van De Schrift, en niets anders dan de woorden die daarin staan. Dat is een goed uitgangspunt, maar daarvoor moet hij zijn voorkeur voor eeuwige ideeën opzij zetten en dat gaat hem, aldus Levinas, slecht af. In ieder geval is het Spinoza, aldus Levinas, niet gelukt om bij zijn benadering van de geschiedenis de door hem zo gewenste objectiviteit en neutraliteit te handhaven. “Spinoza heeft niet kunnen verhinderen zijn exegese te doen in de geest van zijn filosofie. Het maakt wel duidelijk dat interpretatie van de Bijbel door niets anders dan de Bijbel – want zo wilde Spinoza het – niet zonder filosofie kan. Filologie is niet mogelijk zonder filosofie.” Op tal van plaatsen velt Spinoza zelf waardeoordelen over wat er gebeurt in de Bijbel. Hij dacht iets te makkelijk over de mogelijkheid van absolute waardenvrijheid als het gaat over menselijke geschiedenis, inderdaad wel een verschil met wiskunde.

Eenheid versus veelheid

Met het kenmerk van kennis als strikt logisch en eeuwig, en niet op te vatten als historisch gegroeid, hangt bij Spinoza een ander kenmerk samen waar Levinas bezwaar tegen heeft. Namelijk de afwijzing van kennis die veelvormig is, of divers of meerlagig, en een voorkeur voor kennis die eenduidig is, clair et distinct. We zagen al dat Spinoza het niet zo heeft op woorden en beelden als betekenisdragers, en in een van zijn uitspraken daarover komt naar voren dat het verminderen van meerduidigheid en diversiteit voor hem daarbij een motief is: “uit woorden en beelden kunnen veel meer ideeën gedestilleerd worden dan uit de enkele principes en begrippen waarop onze kennis van de natuur is gebouwd”. Gezien Spinoza’s voorliefde voor de natuurlijke kennis is het duidelijk: die veelheid van ideeën is niet zijn cup of tea.

Aandacht voor de veelvormigheid van de actualiteit, actuele meningen en sociaal-ethische discussies legt het bij Spinoza af tegen zijn voorkeur voor eenduidigheid, opnieuw ideaal belichaamd in de eenduidigheid van de wiskunde. En dat is een groot manco, vindt Levinas. Die voorkeur voor eenduidigheid kan, aldus Levinas, ook Spinoza’s voorliefde voor het Christendom verklaren: dat gaat minder in op de concreetheid van sociaal-historische omstandigheden dan de Bijbelse profeten, en houdt het bij meer abstracte, en daardoor eenduidiger ethische leefregels. De wijsheid van Christus (die Spinoza ook zo noemt) is zuiver intellectueel, terwijl Moses’ wijsheid gebonden blijft aan de smoezeligheid en veelvormigheid van het aardse leven.

Levinas zet daar een ander begrip van de wereld tegenover

Levinas zet daar een ander begrip van de wereld tegenover. Het belangrijkste verschil met Spinoza is, aldus Richard Cohen, dat voor Levinas niet de zekerheden van wetenschappelijke waarheid centraal staan, maar iets wat daar volgens Levinas aan vooraf gaat: communicatie van mens tot mens, waarin de ene mens de andere mens beantwoordt als ander. Omdat socialiteit aan álle betekenis voorafgaat, aangezien, in de woorden van Cohen, “sociality lies at the heart of signification, and conditions truth”.

Socialiteit wordt hierbij opgevat als het samenzijn van mensen waarbij nadrukkelijk de eigenheid van iedere mens en de persoonlijke verschillen tussen mensen als uitgangspunt genomen worden. Het serieus nemen van die verschillen en de singuariteit van ieder mens is een morele waarde, maar die is voor Levinas tegelijkertijd de basis voor eindeloze uitwisseling tussen mensen, voor leerprocessen, en daarmee ook van kennis en wetenschap. Cohen: “De bijzondere verbinding tussen moraliteit en singulariteit is inderdaad de centrale stelling van de hele filosofie van Levinas”.

Morele zekerheid, nooit vooraf kenbaar, gebonden aan gedrag

Deze ethische relatie met de ander biedt, wat Levinas betreft, ook zekerheid, maar die is niet van de logisch-rationele, eeuwige soort. De ethische relatie kán zelfs niet op de logisch wetenschappelijke manier van buitenaf bekeken worden en begrepen. Levinas: “Zij wordt slechts begeleid door ‘morele zekerheid’, die niet op wiskundige manier overgedragen kan worden”. Het morele woord heeft daardoor een speciaal statuut, namelijk zoals we zagen, dat van fundament van wetenschap en filosofie, en in de uitgewerkte vorm van morele voorschriften een positie op gelijke hoogte, naast de wetenschap en filosofie.

De morele zekerheid waar Levinas het over heeft is niet eeuwig, staat niet bij voorbaat vast, en is nauw verbonden met hier en nu optredende situaties en het gedrag dat wij daarin aannemen. Cohen: het gaat hier om “een combinatie van waarheid onlosmakelijk verbonden met gedrag en gedrag onlosmakelijk verbonden met waarheid”. Victor Kal benadrukt dat het gaat om een morele eis die zich niet laat definiëren, totdat die eis zich in de situatie waarin iemand zich bevindt concretiseert.

Veelheid van mensen en ideeën cruciaal

De nadruk bij Levinas van waarheid die zich niet toont in abstracte eeuwige ideeën maar in concrete ethische situaties brengt met zich mee dat Levinas tegenover de door Spinoza nagestreefde eenheid van ideeën de wenselijkheid poneert van diversiteit. Hij waardeert nadrukkelijk de veelheid aan verschillende ideeën die er kunnen bestaan, juist omdat er een veelheid aan verschillende mensen aan ten grondslag ligt. Er zou iets mis zijn in de wereld als de bijdrage van één enkele ziel in zijn singulariteit zou ontbreken. Omgekeerd kan geen enkele mens de hele waarheid doorgronden: niemand kan claimen definitieve volledige kennis te hebben van God en wereld. Voortdurend nieuwe inzichten zullen zich in een eindeloos doorgaand leerproces ontvouwen.

Dit betekent dat Levinas ook de veelheid aan historische fenomenen koestert die zich voordoen in de loop van de geschiedenis, want ook die fenomenen zijn verbonden aan de veelheid van personen die leven en ooit geleefd hebben. Dat tussen veelheid van fenomenen en personen geen overzichtelijke lijnen meer te trekken zijn is misschien jammer, zegt Cohen in zijn uitleg van Levinas, maar dat is de prijs voor Levinas’ opvatting van wat werkelijk is. “‘Faithful to the Real, refractory to the System” – surely an anti-Spinozist slogan”, aldus Cohen.

In deze benadering van de werkelijkheid laat Levinas zich nadrukkelijk inspireren door de Joodse traditie. Want die vat hij op als een viering van de diversiteit. In de woorden van Richard Cohen: “For Levinas, Judaism is deeply committed to time and history…there is no way in fact to capture all of Judaism in one interpretation”. En: “Het jodendom viert de diversiteit van manieren van lezen en interpretatie, meerdere paden naast elkaar, zonder echter de volledige greep op zichzelf te verliezen. In dit opzicht is zelfs en vooral het Joodse ‘fundamentalisme’ bijna precies het tegenovergestelde van het Christelijke fundamentalisme. Want de meest traditionele, de meest zogenaamde orthodoxe lezers van Joodse teksten zijn juist die geleerden die méér commentaren, méér interpretaties, een grotere verscheidenheid aan lezingen kennen, en niet minder, en zeker niet één zogenaamde ‘letterlijke’ lezing. Geen enkele vorm van Jodendom, van de meest liberale tot de meest conservatieve, tolereert een dergelijke notie van letterlijk lezen. Voor traditionele Joden tolereert God Zelf zo'n idee niet”.

Voor Levinas is, aldus Cohen, een dergelijk betekenispluralisme, dat Levinas vooral met de Talmoed associeert, een product van en een eerbetoon aan het pluralisme dat bepalend is, niet alleen voor de Joodse, maar voor iedere menselijke samenleving. Dat wil zeggen, de Talmoed met zijn diversiteit aan stemmen en gezichtspunten is een getuigenis van de ethische basis waarop sociaal pluralisme rust.

Zoals getoond in de Talmoed

Daarom mondt zijn bespreking van Spinoza uit in een lofzang op de Talmoed, en wel als volgt: “De talmoedische exegese van Bijbelse teksten gaat voorbij aan de letter van de tekst. Een pluralisme is dus toegelaten voor de interpretatie van een en hetzelfde vers, van hetzelfde Bijbelse karakter. Zo krijg je vermenigvuldiging van betekenis, uitgedrukt in de zegswijze die spreekt over de lezer en interpreet als ‘de hamer die op de rots slaat, waardoor ontelbare vonken vliegen’”.

De Bijbelse geschiedenis verliest daarbij niet aan betekenis, maar wint er juist bij: “Het gaat daarin om een manier van lezen waarbij de becommentarieerde passage voor de lezer nieuw licht werpt op zijn actuele ervaringen en zorgen (van hem persoonlijk of van zijn generatie), en waar, in wisselwerking, het vers een extra betekenis krijgt door dit nieuwe licht. Dat is de essentie van de Talmoedische benadering van de tekst. Exegese is deze intieme relatie met de tekst, deze vernieuwing, deze actualisering van de betekenis”.

“Je kunt zelfs spreken van een voortgaande openbaring”, zegt Levinas. De veelheid en tegengesteldheid van interpretaties zijn hier nadrukkelijk van belang: de structuur van de Talmoed is, aldus Levinas, “uniek in zijn soort. Die structuur sluit problemen niet af, maar houdt ze open voor discussie. Geponeerde stellingen spreken elkaar tegen en blijven toch, elk, volgens de uitdrukking van de Talmoed zelf, ‘woorden van de levende God’”.

Conclusie

Het is duidelijk, deze opvatting van begrip van de wereld staat haaks op die van Spinoza. Levinas kan dat wel verklaren, namelijk doordat Spinoza als moderne denker niet veel moest hebben van de Joodse omgang met de Bijbel en vooral de Talmoed. Maar ook doordat hij daar eigenlijk weinig van wist omdat hij er niet mee groot gebracht was. Cohen is het met Levinas eens: “Spinoza begreep de Joodse traditie verkeerd omdat hij de wijsheid van de Talmoed niet leerde of begreep. Het hart en de ziel van het judaďsme, zijn leven, dat kende hij niet”.

In de plaats daarvan is Spinoza volgens Levinas gedrenkt in Christelijk denken en heeft hij een verchristelijkt beeld van Jodendom. Niet dat hij van de Christelijke religie houdt – hij moet eigenlijk van geen enkele religie wat hebben – maar hij spaart die meer, ook al omdat hij was beďnvloed door de vervangingstheologie, waarbij Christelijk universalisme in de plaats komt voor Joods tribalisme.


Literatuur

Cohen, R. (2016) Out of Control. Confrontations between Spinoza and Levinas. New York: Suny.

Juffé, M. (2007) Levinas as (mis)Reader of Spinoza. In: Levinas Studies Vol. 2, pp. 153-173.

Kal, V. (2020) De list van Spinoza. De grote gelijkschakeling. Amsterdam: Prometheus.

Levinas, E. (1987) De totaliteit en het Oneindige. Essay over de exterioriteit. Oorspronkelijk: (1961) Totalité et Infini, vertaald door Theo de Boer en Chris Bremmers; met aantekeningen van Theo de Boer. Baarn: Ambo.

Levinas, E. (1991) Anders dan Zijn of het Wezen Voorbij. Oorspronkelijk: (1974) Autrement qu´ętre ou au-dela-de l´essence, vertaald door Ab Kalshoven. Baarn: Ambo.

Spinoza, B. de (1997) Theologisch-politiek traktaat. Oorspronkelijk: (1670) Tractatus theologico-politicus. Amsterdam: Boom.