Inleiding
Het was niet mijn idee om Ayn Rand te bespreken in de
serie Werk en Reflectie. Ik kende haar niet goed, maar
ik wist wel dat zij synoniem was met een bruut soort
turbo-kapitalisme, ze wordt ook wel de oermoeder van
het neoliberalisme genoemd. En daar word ik niet
bepaald warm van, en dus ook niet van bestudering van
de ideoloog van dat ultra-kapitalistische
gedachtegoed, en daarom was ik geneigd haar links (of
rechts) te laten liggen.
Maar dat is natuurlijk kortzichtig. Als het
neoliberalisme zo’n krachtige ideologie is dat het al
decennia het Westen in de greep heeft, dan kun je het
niet negeren. Dan zul je de uitgangspunten en
standpunten ervan moeten bestuderen, al is het maar om
er de confrontatie mee te kunnen aangaan. En als Ayn
Rand een van de vaandeldragers is van het
neoliberalisme, en bovendien in Amerika zeer
invloedrijk binnen grote delen van de bevolking, dan
is het goed om je in haar gedachtegoed te verdiepen.
Dat is niet altijd een straf geweest (soms wel),
zeker niet waar zij haar gedachtegoed in romans heeft
vastgelegd. Die dragen sporen van haar ideologische
zendingsdrang, maar dankzij Rands onmiskenbare
narratieve talent zijn ze redelijk in staat om mijn
aandacht vast te houden. Omdat haar grote invloed in
Amerika ook voor een groot deel via haar romans is tot
stand gekomen, kies ik ervoor om te starten met een
beknopte weergave door Hans Achterhuis van de roman
waarin haar neoliberale utopie het meest expliciet
wordt uitgedragen: Atlas Shrugged.
Hans
Achterhuis over Atlas Shrugged
“In de geschiedenis tot op heden werd de last van
het overleven van de mensheid altijd gedragen door
‘Atlassen’, dat wil zeggen vrije, geniale
producenten. Zij zorgden ervoor dat er voedsel voor
iedereen was, zij leerden hun medemensen de natuur
rationeel te bestuderen en technieken te ontwikkelen
om haar te onderwerpen. Zij maakten kortom het leven
steeds beter. Door de invloed van mystici, priesters
en filosofen (zie Kant) waren deze creatieve
eenlingen er echter ook van overtuigd geraakt dat
het hun taak en plicht was om zichzelf grotendeels
weg te cijferen voor hun medemensen waarvan de
behoeften centraal zouden staan.
In het onbestemde tijdperk dat Ayn Rand in haar
roman beschrijft en dat niet zover in de toekomst
lijkt te liggen, heeft men eindelijk het idee van
collectief altruïsme grotendeel aanvaard. Buiten
Amerika, in het oude Europa, gelooft men al helemaal
niet meer in de productie voor de vrije markt. Er
zijn overal volksrepublieken ontstaan waarin de
productiemiddelen zijn genationaliseerd. Dat leidt
tot rampen en ellende. Als de enige in de wereld
overgebleven kapitalistische staat moet Amerika de
Europeanen ondersteunen en voeden.
Maar ook dit laatste bastion van de vrije markt
gaat om twee redenen ten onder. In de eerste plaats
gaat de regering in Washington vanuit haar
socialistische aspiraties steeds zwaarder drukken op
de economie. Die wordt gereguleerd waarbij de
vakbonden een grote vinger in de pap krijgen, er
worden steeds hogere belastingen geheven en
kartelvorming (waar Rand een fervent voorstandster
van was) wordt verboden. Er wordt steeds meer im de
vrije economie ingegrepen, waardoor de productie
zienderogen daalt.
De ondergang van de vrije markt gebeurt in de
tweede plaats doordat steeds meer topindustriëlen op
mysterieuze wijze verdwijnen. Bij hun verdwijning
worden vaak hun eigendommen, de productiemiddelen,
vernietigd. Oliebronnen worden in brand gestoken,
fabrieken gesaboteerd. En alsof dat al niet erg
genoeg is: elke keer dat een grootkapitalist
verdwijnt zonder al te veel directe schade achter te
laten, blijkt niemand in staat zijn bedrijf voort te
zetten. Iedere opvolger die het bedrijf overneemt,
inclusief de door de staat aangestelde managers,
faalt hopeloos.
Het gevolg is dat de economie instort en de
samenleving terugvalt naar barbaarse tijden van
honger en armoede. Er is geen verwarming meer, de
treinen begeven het, voedseltransporten uit het
westen bereiken New York en de andere grote steden
in het oosten niet meer. Ayn Rand beschrijft de
ondergang van Amerika als een klassieke dystopie.
Utopische uitspraken van Marx kleuren de
beschrijving die laat zien hoe de klassieke
communistische utopie in de harde economische
werkelijkheid zich als een dystopie ontpopt.
Tezelfdertijd wordt in het geheim in een vallei in
de woeste bergen van Colorado een nieuwe
maatschappij voorbereid die de utopie van de
hebzucht (greed) zal zijn. Hier zijn de
superindustriëlen, de topbankiers en de rechter die
het eigendomsrecht op absolute wijze wilde
handhaven, naartoe verhuisd. Deze vallei is, zoals
ze zelf zeggen, hun Atlantis. In de wereld
daarbuiten ‘zijn deze Atlassen in staking gegaan’ en
zo bereiken ze wat stakende arbeiders nooit is
gelukt: heel het maatschappelijk raderwerk staat
echt stil als de kapitalistenhand het wil.
In hun eigen Atlantis leven ondertussen de bewoners
hun vrijemarktkapitalisme volledig uit. Iedereen
produceert, concurreert en handelt met elkaar. Niets
wordt uit betrokkenheid of vriendschap geschonken,
alles moet door eigen arbeid worden verdiend. De
superkapitalisten in Atlantis laten zelfs niet na
elkaar te vertellen hoe graag ze de ander
beconcurreren en het vel over de oren halen. Dit is
alleen maar goed voor de productie en welvaart die
op deze wijze snel groeien.
Wanneer de maatschappelijke ineenstorting van de
buitenwereld ten slotte onontkoombaar is en de New
Yorkers in een wanhopige uittocht hun stad en staat
proberen te verlaten, is het moment aangebroken dat
de bewoners van Atlantis de wereld kunnen gaan
redden. John Galt, hun leider, die er hard aan
meegewerkt heeft om de oude wereld te vernietigen,
spreekt het aan het slot van de roman uit:
‘De weg is nu vrijgemaakt. We gaan terug naar de
wereld.’ Hij hief zijn hand omhoog en boven de lege,
verwoeste aarde maakte hij in de lucht het teken van
de dollar.”
Na deze verhalende inleiding in het denken van Ayn
Rand volgt nu een meer filosofisch getint overzicht
van haar gedachtegoed, gevolgd door de kanttekeningen
die daarbij te plaatsen zijn.
Ayn
Rands gedachtegoed
Ayn Rand zag zichzelf, behalve als romanschrijver,
als moraalfilosoof. Dat betekende voor haar allereerst
dat ze een deugdelijke filosofische basis zocht,
inclusief opvattingen over kenleer en waarheid.
Daarvoor moest er flink gekapt worden in het
kreupelhout van de westerse filosofie, waarin volgens
haar slechts drie bomen overeind konden blijven:
Aristoteles, Aquinas en de derde A: Ayn Rand zelf.
Als zij vervolgens op basis van die grondslag gaat
filosoferen is de ethiek haar favoriete terrein, ze
noemt zichzelf dan ook ‘moralist’. De ethiek van de
zelfzuchtigheid die ze opstelt leidt haar op het
sociaal-maatschappelijke vlak vanzelf naar een
verdediging van het onversneden kapitalisme.
In lijn met die inhouden van haar gedachtegoed komen
onderstaand achtereenvolgens aan de orde Rands
opvatting van waarheid, haar opvattingen over ‘het
goede’ en haar promotie van het kapitalisme.
Rands
opvatting van waarheid
Rand vat haar benadering van de filosofie samen onder de
naam
‘Objectivisme
’. Die naam
impliceert dat er wat haar betreft de nodige stevigheid
te vinden is voor de mens die in de wereld naar kennis
zoekt. Die vindt zij in de uitgangspunten voor haar
benadering van de werkelijkheid en in het vermogen van
de rede, dus daar gaan we het over hebben. Om het
Objectivisme goed te laten uitkomen besteedt Rand ook
aandacht aan de wijze van omgang met waarheid die
precies het tegendeel is van haar Objectivisme – die van
wat zij noemt ‘de Attila’s en de Toverdokters’ – en
daarover gaat de derde paragraaf.
Uitgangspunten voor benadering van de
werkelijkheid
Om Ayn Rands redeneringen te kunnen volgen is het van
belang om haar uitgangspunten te kennen. En voor het
soepel laten functioneren van die uitgangspunten in haar
redeneringen is het van belang om te beseffen dat de
meeste van die uitgangspunten simpelweg aannames zijn.
Als je dat beseft hoef je je energie daarna, bij
behandeling van de daaruit volgende redeneringen, niet
te verspillen aan die uitgangspunten.
Om die reden geef ik onderstaand een aantal van haar
uitgangspunten weer, en laat ik ieder uitgangspunt
vergezeld gaan van mogelijke tegenovergestelde
uitgangspunten. Daardoor kan duidelijker het
aanname-karakter van die uitgangspunten zichtbaar
worden: je kunt kiezen uit meerdere posities voor je
uitgangspunten en Rand doet dat, zonder dat die
fundamentele keuzes per se beredeneerd zijn. Of in haar
woorden: “The universe does not need an explanation;
‘everything that exists’ requires no explanation”.
De werkelijkheid bestaat
onafhankelijk van individuen
Dit uitgangspunt klinkt niet ingewikkeld, ook al
omdat ons gezond verstand op die manier omgaat met
dingen in de wereld. Die zijn er gewoon, los van de
vraag of wij er zelf zijn. Dat het toch om een aanname
gaat kan blijken uit het feit dat andere
denkstromingen een ander uitgangspunt hanteren.
Namelijk dat, wat wij werkelijkheid noemen, datgene is
wat mensen in hun bewustzijn construeren. Dan ben je
dus helemaal niet zeker van een onafhankelijk
bestaande werkelijkheid. Daar moet Rands Objectivisme
niets van hebben, en Rand-adept Peikoff zegt het als
volgt: “The function of consciousness is not to create
reality, but to apprehend it”.
De werkelijkheid is eenduidig en
verdraagt geen tegenstrijdigheden
In de woorden van Rand: “Things are what they are.
Since contradictions cannot exist – since an existent
cannot be itself and not itself at the same time – the
result is an orderly, non-contradictory universe”.
Rand noemt dit ‘the Law of Identity’.
Ook dit klinkt aardig common sense, maar toch
is het een aanname. Want wat doet Rand bijvoorbeeld
met de bevindingen uit de quantumfysica die uitwijzen
dat bepaalde deeltjes op twee plaatsen tegelijk kunnen
zijn?
De werkelijkheid kunnen we objectief
kennen
Voor Rand is niet alleen de werkelijkheid eenduidig,
ook de kennis die we daarvan kunnen hebben in de vorm
van concepten kan scherp en eenduidig zijn. Daarvoor
moet je wel op de juiste manier gebruik maken van de
menselijke rede. “Volgens het Objectivisme zijn
concepten afgeleid van en verwijzen ze naar de feiten
van de werkelijkheid. Goed denken is een mentale
identificatie of classificatie van wat er bestaat.”
Bemiddeling tussen wat er bestaat en ons idee daarvan,
bijvoorbeeld via ideële platoonse objecten, is niet
nodig.
Rand geeft zelf aan dat er stromingen zijn die niet
geloven in de correspondentie tussen werkelijkheid
buiten ons en concepten binnenin ons. “Als je een
ander criterium dan correspondentie invoert, is het
eerste wat je verliest de realiteit. Dan stel je vast
dat je ideeën losstaan van de realiteit”, aldus Rand.
De stroming die zo denkt noemt zij ‘extreem
rationalistisch’, en die is verkeerd bezig, wat haar
betreft. Maar daarmee wordt ook het keuze-karakter van
Rands eigen aanname zichtbaar.
Voor objectieve kennis is adequate
inzet van de rede vereist
Wil je de eenduidigheid van de werkelijkheid
weerspiegeld zien in de eenduidigheid van je
idee van de werkelijkheid – dus van je concept – dan
moet je daarvoor de rede inzetten. Maar dat moet wel
gebeuren op een adequate manier, en Rand pretendeert
die manier te kennen. Peikoff is het daar helemaal mee
eens als hij zegt “Rands historische prestatie is om
de typisch menselijke vorm van cognitie te koppelen
aan de realiteit, dat wil zeggen: de menselijke rede
te valideren”.
Maar wat adequaat is bij de inzet van de rede en wat
niet, dat blijkt opnieuw aan aannames onderhevig te
zijn. Rand gelooft bijvoorbeeld in de
wetenschappelijke methode van de inductie, terwijl die
in andere kringen omstreden is.
De rol van de rede
De rede speelt voor Rand dus een belangrijke rol bij
het verwerven van eenduidige kennis van de eenduidige
werkelijkheid. Zij definieert de rede dan ook als ‘het
vermogen dat het materiaal identificeert en integreert
dat wordt geleverd door de zintuigen van de mens’ en
haar filosofie vereist van volgelingen het
‘absolutisme van de rede’.
Voor haar uiteenzetting over hoe de rede precies te
werk gaat in dat proces onderscheidt Rand drie stappen
in de menselijke geest. De eerste twee zijn de stappen
die het menselijk bewustzijn gemeenschappelijk heeft
met de dieren, namelijk die van zintuiglijke
gewaarwordingen (sensations) en die van
waarnemingen (percepts). Het zintuiglijk
gewaarworden is puur zintuiglijk werk, daar is de rede
nog niet bij betrokken. Die is wel betrokken bij de
waarnemingen, want de geest integreert de sense
data die uit de zintuigen komen, op automatische
wijze, tot ‘self-evident information (percepts)’.
Maar het is de derde stap die de mens tot mens maakt
– en de echte test voor de rede – en dat is de stap
waarin waarnemingen (percepts) gevormd worden
tot concepten. Dat gebeurt via het proces van
abstrahering. Je isoleert dan, mentaal, uit het
materiaal van je waarnemingen datgene wat twee of meer
waargenomen elementen uit de verzameling met elkaar
gemeen hebben, en daar geef je een naam aan. Dat is
vanaf dat moment de definitie van dat verschijnsel,
ofwel het concept. “Similarity is the key to this
process”, aldus Peikoff.
Rand benadrukt dat dit proces niet altijd soepel
lineair verloopt, en een kwestie van trial and
error kan zijn. “Het is geen gegarandeerd proces
– je bent niet onfeilbaar. Leer hoe je moet redeneren
en dan weet je wat je moet accepteren. Als je eenmaal
weet dat rationaliteit bestaat uit het correct
waarnemen van dingen, is het niet moeilijk om
verkeerde ideeën of premissen die je hebt te
corrigeren.”
Bovendien moet je altijd de context van je
waarnemingen in de gaten houden. “De primaire
betekenis van ‘rationaliteit’ is: zicht houden op de
context. Rationaliteit kan niet zonder context, zoals
logica dat wel kan. Logica is een methode;
rationaliteit is een mentale houding.”
Verder is voor haar van belang dat “geen ontdekking,
geen concept, geen feit aan een individu of groep de
macht kan geven om zijn conclusies aan anderen op te
dringen”.
Attila’s en Toverdokters
Rand is primair romanschrijver, en in haar
filosofische werk blijft ze geneigd om haar
denkbeelden te gieten in termen van een strijd tussen
figuren en karakters, weliswaar steeds volgens nogal
lineaire en schematische patronen. Zo ook in haar boek
For the New Intellectual, waarin ze haar visie
geeft op de geschiedenis van het westerse
intellectuele leven vanaf de oudheid tot haar eigen
tijd. De twee karakters die ze daar primair
onderscheidt zijn de Attila en de Toverdokter.
De geschiedenis is, aldus Rand, lange tijd bepaald
geweest door die twee, en hun wezenlijke
karaktereigenschappen zijn al die tijd gelijk
gebleven, en wel als volgt. Attila, dat is het
stamhoofd of de koning, de man die regeert met brute
kracht. Hij handelt zoals een dier naar de
impuls van het moment, en is vooral geïnteresseerd in
zijn spierkracht. Hij is de voorvechter van het
lichamelijke, het eten, het materiële.
De Toverdokter daarentegen is de man die de fysieke
realiteit schuwt, bang is voor de noodzaak van
praktische actie en die ontsnapt in zijn emoties. Hij
is erg bezig met zijn gevoelens en noemt zich de
beschermer van de ziel, maar dan op mystieke wijze.
Net als voor een dier is de werkelijkheid voor hem
niets anders dan wat hij gewaarwordt of voelt, wat het
dan ook is.
Hoe verschillend Attila’s en Toverdokters ook zijn,
ze hebben een aantal dingen met elkaar gemeen.
Allereerst is dat het ontwikkelingsstadium waarin zij
zich bevinden, uitgedrukt in de termen van de zojuist
genoemde drie lagen van het bewustzijn: die van het
zintuiglijk gewaarworden, het waarnemen en het
conceptuele denken. Attila en de Toverdokter blijven
beiden steken in het tweede stadium, dat mensen met
dieren gemeenschappelijk hebben. Dat is het stadium
van het bewustzijn dat ervoor kiest om niet verder te
gaan dan het automatische, het onmiddellijke, het
gegevene, het onvrijwillige. Voor Attila is dat zijn
spierkracht, voor de Toverdokter zijn gevoelens.
Ze hebben dus met elkaar ook de aversie gemeen tegen
het derde stadium, dat van het conceptuele denken en
van serieuze keuzemogelijkheden. Ze zijn beiden
anti-rationeel. “Both were united against the mind”
zegt John Galt. Pre-kapitalistische samenlevingen
hadden geen plaats voor de creatieve kracht van de
menselijke geest, noch voor het scheppen van ideeën,
noch voor het scheppen van rijkdom.
En tenslotte delen ze een wederzijdse
afhankelijkheid: ze konden niet zonder elkaar, want
een mens kan niet zomaar van moment tot moment leven.
Zeker de brute Attila niet, want die zal in al zijn
bruutheid toch een morele rechtvaardiging voor zijn
acties zoeken, dat wil zeggen: een filosofische set
van waarden. En wie kan hem dat verschaffen? Juist, de
Toverdokter.
En wie beschermt omgekeerd de Toverdokter die bij
zijn zweverig leven in het nu van zijn gevoel alle
contact met de realiteit verliest? Weliswaar claimt
hij toegang te hebben tot een hogere spirituele
werkelijkheid, en weet hij Attila daarvan te
overtuigen. Maar voor de bescherming van zijn
materiële bestaan is hij vervolgens op zijn beurt
aangewezen op de fysieke kracht van Attila.
De Attila’s en Toverdokters samen houden zo met hun
anti-rationele houding de rest van de samenleving
eronder. Attila met de knoet, en de Toverdokter met
het nog veel krachtiger wapen van de moraliteit. Uit
angst voor die twee werd de rede uit de filosofie
verbannen.
Filosofen hebben dat laten gebeuren, zij hebben
teveel hun oren laten hangen naar de Toverdokter.
Onder zijn invloed, aldus Rand, waren ze bereid te
twijfelen aan het bestaan van fysieke objecten, ze
waren bereid te twijfelen aan de geldigheid van hun
eigen zintuigen, ze waren bereid om overal aan te
twijfelen, behalve aan de Toverdokter-doctrine die
zegt dat de mens een offerdier is, dat hij geen recht
heeft om te bestaan omwille van zichzelf, dat moraal
gelijkstaat aan altruïsme.
De filosofen lieten het onderwerp moraliteit over aan
de mystici en stonden toe dat de irrationele morele
code van de mystici geseculariseerd voortleefde en
zich in naam van de rede kon verspreiden via het
communisme, het socialisme en de linkse progressieven.
Een derde type mens, naast Attila en de Wonderdokter,
is daarvan de dupe: de Producent. Dat is degene die
zijn geestkracht wél inzet, voor ideeën en voor
rijkdom, en die dan ook twee varianten kent: de
intellectueel en de zakenman. Zij zijn de Atlassen die
het bestaan van de mensheid dragen, en die vanaf de
Verlichting in de 18e eeuw het obscurantisme van
Attila en de Toverdokter verdreven.
De Producenten hebben een bloeitijd gekend tijdens
het 19e-eeuwse Amerikaanse kapitalisme, maar sindsdien
heeft de degeneratie van de Producent ingezet. Dat is
vooral te wijten aan plichtsverzuim van de
intellectuele helft van de Producent. Zijn
tweelingbroer, de zakenman, heeft uitmuntend werk
gedaan en mensen tot een ongekende materiële welvaart
gebracht. Maar de intellectueel heeft hem en hun
gemeenschappelijke afkomst verraden.
De intellectuelen namelijk hebben zich, net als de
filosofen vóór hen, laten inpakken door de
Toverdokters en zijn morele waarden, die zich, vanuit
een vals moralisme, keerden tegen de zakenmannen. Zo
kwam de zakenman in een ongunstig daglicht te staan,
en keerden intellectuelen en zakenmannen zich
tegenover elkaar.
De nieuwe intellectuelen, tot wie Rand zich richt in
haar boekje, moeten de taak op zich nemen om een
nieuwe cultuur te bouwen op een nieuwe morele basis,
die voor een keer niet de cultuur van Attila en de
Toverdokter zal zijn, maar de cultuur van de
Producent.
‘Het goede’
voor Ayn Rand
Zoals in
het bovenstaande al naar voren kwam is het Rand in
haar filosofie vooral te doen om waarden en
moraliteit. Immers, vindt zij, ethiek is een
objectieve, metafysische noodzaak voor het overleven
van de mens.
Op grond van wat we al tegenkwamen van Rands morele
filosofie werd meteen duidelijk dat zij in haar
opvattingen nogal afwijkt van wat gangbaar is op dat
ethische terrein. Je kunt zelfs stellen dat wat
normaliter doorgaat voor nihilisme of gebrek aan
waarden (zoals het aanprijzen van zelfzuchtigheid en
eigenbelang) bij Rand het aura krijgt van een
waardengeladen utopie. Dat is soms contra-intuïtief en
lastig te volgen.
Om enige duidelijkheid te creëren maak ik daarom
onderscheid tussen wat zij afwijst en wat zij
voorstaat. Ik begin met gebruikelijke opvattingen over
‘het goede’ die Rand afwijst, zodat we weten dat we
niet makkelijk op vanzelfsprekendheden kunnen
terugvallen. Vervolgens ga ik in op wat het volgens
Rand ‘het goede’ wél is.
Wat ‘het goede’ niet is
Er zijn verschillende opvattingen over ‘het goede’
die Rand heel expliciet afwijst. Ik noem daarvan de
zelfopoffering (altruïsme) en de onderschikking aan
een collectief.
Altruïsme
Het grote verraad van de filosofen was dat zij
afzagen van de ontwikkeling van een rationele
moraliteit en voortbouwden op de
Toverdokter-moraliteit van menselijke offers, lijden,
schuld en dood. De kern van het altruïsme is
zelfopoffering, dat wil zeggen het plaatsen van de
belangen van anderen boven die van jezelf – te bestaan
omwille van anderen. Dat leerstuk is meegekomen van de
moerassen van de prehistorie naar New York City, maar
het is als moreel kannibalisme nog even primitief als
altijd, “an unspeakable evil”.
Behalve dat het onethisch is, is het volgens haar
ook onmogelijk, niet uit te voeren, want de mens die
de rol van offerdier accepteert, zal niet het
zelfvertrouwen bereiken dat nodig is om zijn
geestkracht in stand te houden. Dan zal hij niet
overleven. Zolang hij leeft, kan hij geen altruïst
zijn. Een goede dokter is niet altruïstisch, dat
bestaat niet, aldus Rand.
In het verlengde daarvan: alle vormen
van collectivisme
De eerste realiteit voor een mens, aldus Rand, is
zijn eigenbelang, en daarna komt er een hele tijd
niets. Dat gaat zover dat de samenleving eigenlijk
niet bestaat voor haar. Alles wat we erover kunnen
zeggen en weten, komt voort uit het bestuderen van
individuele mensen en hun onderlinge relaties.
Sociale filosofieën die vertrekken vanuit het
samenleven van mensen wijst Rand daarom af, evenals
vormen van collectiviteit die voorrang claimen op het
individuele bestaan van mensen.
Daar is volgens haar de 19e-eeuwse socioloog Auguste
Comte de mist ingegaan. Comte rekende weliswaar af met
religie, maar hij zette daar de samenleving voor in de
plaats, en dat werd gewoon een nieuwe religie,
inclusief het appèl tot zelfopoffering en totale
onderwerping van het individu aan het collectief. Het
is niet verwonderlijk, zegt ze dan, dat Comte de term
‘altruïsme’ heeft gemunt.
Rands afwijzing van collectiviteiten impliceert ook
de afwijzing van het collectief ‘mensheid’ als een
hoger belang. Ze zegt: “Mijn ethiek is niet gebaseerd
op een zorg voor het voortbestaan van de mensheid. De
objectivistische ethiek houdt zich bezig met de
rationele vereisten voor het overleven van de
individuele mens. Het collectieve overleven van de
mensheid is geen overweging bij morele vragen”.
Maar Rand is geen anarchist: het organisatieverband
van een staat vindt ze wel nuttig, want individuele
rechten moeten gewaarborgd zijn en niemand kan rechten
garanderen, behalve een regering onder objectieve
wetten. Maar meer dan een nachtwakersstaat is daarvoor
niet nodig.
Wat ‘het goede’ wel is
Moraliteit is volgens Rand dus niet bedoeld om
jezelf op te offeren voor andere mensen. De wens om
zelf gelukkig te worden in het leven is volkomen
moreel legitiem. In Rands beschrijvingen van die
egoïstische ethiek zijn drie aspecten te
onderscheiden: de nadruk op het eigenbelang, de vorm
van dat eigenbelang en de waarde van de rede.
Eigenbelang
Ethiek vereist, volgens Rand, dat het individu zijn
rationele eigenbelang nastreeft om zo zijn eigen geluk
te bereiken. De volgende uitspraken van haar
onderstrepen dat: “Je bent niet je broeders hoeder”;
“Er bestaan geen ongekozen verplichtingen”; “Alleen je
eigen leven is een primaire morele verplichting – als
je het zo wilt noemen – omdat het het enige leven is
waarover je controle hebt, het enige leven dat je kunt
leiden, het enige leven waarvoor ethiek je richtlijnen
geeft”.
Ze voegt daar wel aan toe dat de morele verplichting
om het eigen leven in stand te houden niet betekent
dat je tot elke prijs moet overleven. En als iemand
besluit om zijn eigenbelang te volgen, maar dat van
anderen niet te respecteren, dan handelt hij niet meer
op objectieve rationele basis, maar op basis van zijn
eigen grillen.
Authentiek en productief
Hoe ziet die zelfgerichtheid eruit? Een kenmerk van
het ethische egoïsme is dat het individu ernaar
streeft om authentiek te zijn. Het individu moet
beslissen wat zijn waarden zijn en waarom ze dat zijn,
en welk doel hij wil bereiken.
In haar roman The Fountainhead schetst Rand
in de figuur van Howard Roark wat dat inhoudt. De
architect Roark wordt neergezet als een scheppende
mens die weet wat hij wil, en weet hoe hij de natuur
kan veroveren en de beschikbare natuurlijke materialen
kan inzetten om zijn idealen te verwezenlijken. Rand
verbindt deze scheppende mens (homo faber) met het
romantische ideaal bij uitstek: jezelf zijn. Zodanig
dat Roark niet alleen van zijn materialen, maar van
zijn eigen leven een kunstwerk weet te maken, het
summum van authenticiteit. En hij maalt niet om wat de
wereld van hem vindt.
Achterhuis wijst erop dat Rand niet terugschrikt
voor – wat hij ziet als – de mindere kanten van de
scheppende mens Roark, zoals zijn onvermogen om
relaties te hebben met anderen. Dat hoort erbij, want
wie schept, werkt graag alleen. Hij leeft voor zijn
doel. Hij heeft anderen niet nodig, behalve als
consumenten van de dingen die hij maakt.
Zo’n individu, voor Rand, is per definitie
productief, hij levert veel werk af en doet dat op een
doelmatige manier. Hoe zakelijker de interacties met
andere mensen, des te ethischer het is, in Rands
visie. Daarom wordt, wanneer in Atlas Shrugged
John Galt aan Dagny, de vrouwelijke hoofdfiguur,
onderdak aanbiedt in zijn huis, het geen gewone
logeerpartij. Als huishoudster moet zij bij hem werken
om het geld voor de kost en inwoning te verdienen.
De rol van de rede
Om echt goed te kunnen leven, moet een mens zijn
geest constant en productief gebruiken. Dat is de
reden waarom rationaliteit de fundamentele deugd is
volgens Rands moraliteit.
‘Het goede’ is namelijk niet zomaar gegeven in de
werkelijkheid maar moet daar door noeste geestelijke
arbeid uit gedestilleerd worden, via de evaluatie van
die werkelijkheid door het bewustzijn van de mens
volgens een rationele – ook wel objectief genoemde –
waardestandaard. Het betekent dat je de veeleisende
discipline moet ondergaan van het definiëren en
nastreven van je rationele eigenbelang, en het
bestrijden van je eigen emoties of grillen.
Bij dit vertrouwen van Rand in de aanwending van de
rede voor het eigenbelang moeten we twee dingen
bedenken. Er is een vooronderstelling voor nodig,
namelijk dat belangentegenstellingen nooit zo groot
zijn dat je ze niet met de rede zou kunnen slechten.
En er zit een implicatie aan vast, namelijk dat het
als eerste starten met fysiek geweld uit den boze is.
Voor wat betreft de vooronderstelling vertelt Rand
over haar uitgangspunt het volgende: “Mijn moraliteit
begint met het loslaten van het idee dat mensen van
nature vijanden van elkaar zijn. De belangen van
rationele mensen botsen niet, dus ik ben het niet eens
met Nietzsche dat de Übermensch tegenover inferieure
mensen komt te staan”. Haar hele leven lang heeft Ayn
Rand het uitgangspunt van wat zij noemde het
‘welwillende universum’ volgehouden – de overtuiging
dat we leven in een wereld waarin de mens kan slagen
en zijn waarden kan bereiken, en waar het kwaad
uiteindelijk impotent is.
Voor wat betreft de implicatie van geweldloosheid
zegt Rand: “Als je weet dat het goede objectief is –
dat wil zeggen bepaald door de aard van de
werkelijkheid, pas aan het licht tredend via de geest
van de mens –, dan weet je dat een poging om het goede
te bereiken door fysieke kracht een monsterlijke
tegenstrijdigheid zou inhouden”. De eerste regel van
rationaliteit is dat, als je je leven waardeert en
gelooft dat je het bezit, je hetzelfde recht in
anderen moet erkennen. Een rationeel mens gaat met
andere mensen om op grond van gelijkheid, en dan voegt
ze daaraan toe: “via handel”.
Het beroep op de rede bezorgt de mens geen
onfeilbaarheid, het goede is altijd gradueel. Maar wat
je wel kunt zeggen: “Als je weet dat een persoon
moreel is, kun je verwachten dat zijn acties beter
zijn dan die van een irrationele persoon. Hij zal zijn
fouten corrigeren”.
Rand
over kapitalisme
Tot nu toe zagen we dat voor Rand de kernwaarden
zijn: rationaliteit, individualiteit en vrijheid voor
het individu. Die waarden moeten in een deugdelijk
maatschappelijk systeem geborgd zijn en volgens
Rand kan dat alleen het laissez-faire kapitalisme
zijn. Dat is “het enige systeem waarin de mens goed
kan leven. Ik verdedig het kapitalisme omdat ik een
verdediger van het individualisme ben; ik verdedig het
individualisme omdat ik de rede verdedig”.
Wat kapitalisme niet is
Er zijn vele verdedigers van het kapitalistische
systeem, maar met een aantal daarvan wil Rand beslist
niet geïdentificeerd worden.
Zij is bijvoorbeeld geen aanhanger van Adam Smiths
filosofie uit de 18e eeuw, over de markt als de
onzichtbare hand die alle egoïstische motieven van de
deelnemers omzet in een bloeiende economie die voor
allen goed is. Rand zegt daarover: “Ik geloof niet in
onzichtbare handen die mensen naar altruïsme leiden
wanneer ze hun privébelangen nastreven. Ik verwerp
altruïsme, openbare dienstverlening en het algemeen
belang als de morele rechtvaardiging van vrij
ondernemerschap”.
Waar ze al helemaal tegen is zijn vormen van
gemengde economie, waarin de scherpe kanten van het
kapitalisme worden verzacht door sociale programma’s,
zoals bijvoorbeeld ten tijde van Roosevelts New Deal.
Opmerkelijk genoeg is ze ook tegen
anti-kartelwetgeving, waarvan je toch kunt zeggen dat
die bij het hardcore kapitalisme hoort. Maar haar
weerzin tegen inmenging door de staat is sterker.
Veel van haar ideeën lopen parallel aan die van de
econoom Milton Friedman, maar toch bewaart ze ook ten
aanzien van hem de nodige afstand. In haar Vragen en
antwoorden noemt ze hem “a miserable eclectic. He’s an
enemy of Objectivism, and his objection is that I
bring morality into economics, which he thinks should
be amoral”.
Wat kapitalisme wel is
Rands definitie van kapitalisme luidt als volgt:
“Kapitalisme is een sociaal systeem gebaseerd op de
erkenning van individuele rechten, inclusief
eigendomsrechten, waarbij alle eigendommen in
particulier bezit zijn. In dat systeem wordt de
economische waarde van het werk van een mens bepaald
op de vrije markt, door één leidend principe: de
vrijwillige instemming van hen die bereid zijn met hem
hun productie te verhandelen. Dit is de morele
betekenis van het principe van vraag en aanbod”. Die
morele betekenis is gestoeld op de mogelijkheid tot
overleving die het systeem biedt aan de mens, en die
geeft het systeem een objectieve waarde. Geweld en
slavernij hebben daarin geen plaats.
De individuele rechten die centraal staan worden
geformuleerd op basis van de rede en vervolgens is het
de taak van een nachtwakersstaat om deze rechten te
verdedigen.
Het type mens wat daarbij hoort is de Producer: de
mens die produceert. Die ontstond, in de twee genoemde
varianten van de professionele zakenman en de
professionele intellectueel, als product van het
kapitalisme.
Het Amerikaanse kapitalisme
De eerste samenleving geleid door Producers – dat
wil zeggen de authentieke individuen met de juiste
moraal en zonder morele code van zelfopoffering – is
de VS. Echte Producers streven naar onversneden,
totaal ongereguleerd laissez-faire kapitalisme, en
Amerika is daar het verst in gekomen. Dat is te danken
aan de meest vrijheidslievende grondwet ter wereld,
tot stand gekomen op basis van de revolutie van 1776.
Die heeft de 19e-eeuwse bloeitijd van het kapitalisme
mogelijk gemaakt. Maar de Grondwet bevat ook
tegenstrijdigheden en zwakke plekken die het
kapitalisme hinderen, en dat heeft, vanaf het begin
van de 20e eeuw een neergaande beweging in Amerika
veroorzaakt.
Rand: “Het collectivistische element in de
Amerikaanse samenleving en de tegenstrijdigheden in de
Grondwet stelde de regering in staat haar macht te
vergroten. Men dwong mensen lid te worden van
vakbonden en men ging de zwakken ondersteunen. Het
cruciale keerpunt in de neergang van de Amerikaanse
economie was het aannemen van antitrustwetten”.
Daardoor zitten in haar tijd de Producers in de
verdediging, dat zagen we al in het verhaal over de
Attila’s en de Toverdokters. Rand heeft, zoals gezegd,
haar hoop gevestigd op de intellectuelen, maar ze is
ook erg in hen teleurgesteld. “De intellectuelen zijn
suffiger dan ik dacht. Ze hebben het kapitalisme nog
niet ontdekt, en zonder intellectueel leiderschap zijn
de mensen hulpeloos. Je kunt kwaad en irrationaliteit
beter serieus nemen.”
Samenvattend
Samenvattend kun je zeggen dat Rands gedachtegoed
vooral activistisch is. Er is werk aan de winkel, het
zuivere, ongereguleerde kapitalisme moet weer vrij
baan krijgen in Amerika, want dat is het meest morele
en rationele systeem dat er bestaat.
Daarvoor moet het volgende gebeuren:
• De steeds opnieuw oprukkende
Attila’s moeten teruggedrongen worden, er bestaat geen
recht om als eerste geweld te gebruiken tegen een
ander.
• De steeds opnieuw manipulerende
Toverdokters moeten kort gehouden worden, mensen
moeten leren om onderscheid te maken tussen denken en
voelen.
• De Producers – de Atlassen die
denken en werken en intellectuele en materiële waarde
produceren – moeten terug in positie gebracht worden.
Daartoe is het nodig dat de intellectuelen en de
zakenmannen elkaar weer vinden via besef van de
geestrijke kracht van het kapitalisme.
Kritische kanttekeningen bij Rands gedachtegoed
Het zal niet verbazen dat Rands verdediging van
egoïsme en onversneden kapitalisme veel oppositie
hebben uitgelokt, bij anderen en bij mezelf. Op vijf
kanttekeningen wil ik nader ingaan, namelijk Rands
hang naar houvast, haar gelijkstelling van moraliteit
en rationaliteit, haar blinde vlek voor (met name
economisch) geweld, haar ideaal van ultieme
zuiverheid, en de tegenspraak met zichzelf waarin ze
soms terechtkomt.
Rands
hang naar houvast
Bij de bespreking van Rands opvatting van waarheid
heb ik erop gewezen dat veel van haar uitgangspunten
berusten op aannames. Dat is op zichzelf niet
bijzonder, iedere filosofie vertrekt vanuit aannames,
en Rand heeft geen ongelijk als ze zegt “Axioma’s zijn
de fundamentele uitgangspunten van iedere filosofie”.
Maar daar is een kanttekening bij te plaatsen en die
gaat over het karakter van die aannames bij haar en
haar omgang ermee. Wat in het oog springt – in zowel
haar fictie als haar filosofie – is het houvast dat ze
zoekt in volstrekt heldere eenduidigheid, en dus haar
afwijzing van meerduidigheid. Of het nu gaat om de
werkelijkheid of de kenbaarheid van de werkelijkheid
of over ‘het goede’: het bestaan van ambivalentie en
dilemma’s in de menselijke situatie kan niet worden
toegestaan. Alles is objectief – in de betekenis van
berustend op een algemeen geldige, eenduidige
werkelijkheid – te krijgen en te maken, en daar moet
ook naar gestreefd worden. Vandaar dat dat woord vaak
terugkomt en dat ze haar filosofie ‘Objectivisme’
gedoopt heeft.
Zo doende kan ze uitkomen bij bijvoorbeeld ‘een
objectieve definitie van schoonheid’ of bij een
pleidooi voor het vasthouden aan de gouden standaard
omdat goud een objectieve materiële waarde heeft. Ze
heeft er moeite mee om liefde en seks een plaats te
geven in haar systeem. Rationaliteit is voor haar
eveneens eenduidig en objectief, het denkbeeld dat
meerdere rationaliteiten naast elkaar zouden kunnen
bestaan is haar een gruwel. “Als het Objectivisme voor
één persoon waar is, dan is het waar voor een miljoen
personen”. En het alternatief voor die ene
rationaliteit kan, in de woorden van Peikoff, niets
anders zijn dan mysticisme of scepticisme.
De noodzaak van onwrikbaar, objectief houvast op
alle terreinen verwoordt ze onder meer als volgt: “De
mens kan niet goed leven met besluiteloosheid. Hij
moet beslissen wat zijn waarden zijn en waarom, en
vervolgens welk doel hij wil nastreven”. Welnu, dat
heeft ze zelf op grote schaal gedaan, en de aannames
die daaruit voortvloeien strooit ze met een taaie
vasthoudendheid in al haar werken rond: ‘Tegenspraken
bestaan niet’; ‘Alles is wat het is’; ‘Ons kenvermogen
heeft directe toegang tot de werkelijkheid’;
‘Altruïsme is het grootste kwaad’. Ondertussen schuift
ze andere meningen zonder enig probleem van tafel, met
of zonder onderbouwende argumentatie. Daar maak ik
bezwaar tegen.
Mijn kanttekening sluit aan bij die van Harvard
professor Ben Golub die vaststelt dat er in de
samenleving over veel van de kwesties die Rand
aansnijdt intensief gedebatteerd wordt. Mensen nemen
in dat debat verschillende, vaak politiek gekleurde
posities in, en kennen dat debat op zichzelf waarde
toe. Dat kun je niet zomaar door voortijdige aannames
beëindigen.
De
gelijkstelling van rationeel en moreel
Zoals we zagen zoekt Rand dat houvast ook
nadrukkelijk in morele zaken, en dat voltrekt zich
door haar gelijkstelling van moreel en rationeel. Ben
Golub plaatst hier de kanttekening dat er daardoor
niet meer open gesproken kan worden over wat moraal
inhoudt.
Dat bezwaar verwoordt hij als volgt: rationaliteit
wordt door Rand zo gedefinieerd dat die per definitie
het eigenbelang voorop stelt, dus rationaliteit is
moreel al op een bepaalde manier geladen. Als ze
vervolgens de moraal behandelt en stelt dat die
redelijk moet zijn, dan moet dat dus wel de moraal van
het eigenbelang zijn.
En dan voegt hij daaraan toe: “Meer in het algemeen
hebben veel van Rands morele argumenten deze smaak: ze
claimen op logische manier af te leiden dat een
rationeel wezen zich op een bepaalde manier moet
gedragen om een goed leven te hebben, maar alle
conclusies over moraliteit worden binnengesmokkeld via
een moreel geladen definitie van rationaliteit, of van
de menselijke natuur.”
Andere commentatoren stemmen in met dit bezwaar van
Ben Golub. Volgens hen ontleent Rand, overigens net
als Aristoteles, conclusies op het morele vlak aan de
feitelijke stand van de menselijke aard en
rationaliteit. En net zoals Aristoteles daar niet meer
mee wegkomt, komt Rand wat hen betreft daar niet mee
weg.
Blinde
vlek voor economisch geweld
Als je goed nadenkt, zegt Rand, zie je in dat “als
mensen handelen volgens de moraliteit van eigenbelang,
hun belangen niet botsen”. Economische macht hanteert
geen geweld in de omgang met mensen, dat doen alleen
politieke, militaire en juridische macht. Het geld
dient onderlinge relaties te regelen, en geld doet dat
geweldloos. Het kapitalisme laat eenieder vrij om het
werk te kiezen dat hij leuk vindt, zich daarin te
specialiseren en zijn product te verhandelen in ruil
voor de producten van anderen.
Mijn kanttekening hier is: het is mooi dat Rand
tegen geweld is, en dat meent ze ook wel want dat
herhaalt ze op veel plaatsen. Maar dat zij niet inziet
dat economische macht en geld ook dwang kunnen
uitoefenen vind ik stuitend naïef. Alsof uitbuiting
vanuit economische machtsposities niet aan de orde van
de dag is.
Die naïviteit deelt Rand met meer neoliberalen, zegt
filosoof Frank Ankersmit. Hij merkt op dat het
neoliberalisme “de weinig plausibele metafysica
aanhangt van de intrinsieke harmonie van alle
(private) eigenbelangen op de vrije markt”. En Hans
Achterhuis voegt daaraan toe dat die utopie van
harmonie precies de kern is “van de nieuwe ideale
maatschappij die Ayn Rand in Atlas Shrugged
beschreef en waarin centrale bankier Alan Greenspan
geloofde totdat hij door de kredietcrisis uit de droom
werd wakker geschud.
Ideaal
van ultieme zuiverheid
In het verlengde van die naïviteit ligt een ideaal
van ultieme zuiverheid. Het gaat Rand om honderd
procent authenticiteit en zuiver gebruik van de ratio.
De toewijding van een mens aan zijn authenticiteit
doet Rand grijpen naar het woord ‘heilige’, maar
dan in zijn seculiere betekenis van “een persoon met
een perfect moreel karakter – een morele held – want
dat is wat het Objectivisme van zijn adepten verlangt.
Ik wil niets anders dan heiligen, in morele zin. Dit
staat open voor een ieder volgens zijn vermogen”.
Sommige commentatoren doen hun best om dat enigszins
positief te waarderen. Chandran Kukathas bijvoorbeeld
noemt The Fountainhead “een intens moreel werk,
gericht op integriteit, die voor Rand de wortel was
van het idee van vrijheid. Ondanks haar aanval op
altruïsme en nadruk op de deugd van egoïsme, waren
haar echte zorgen de verdediging van de waarde van
integriteit (tot het punt van zelfopoffering) ten
overstaan van kwaad en morele wanhoop”.
Zelf lukt me die waardering niet zo. Ik maak bezwaar
tegen de schaduwzijde die bij elke nadruk op
zuiverheid al gauw tevoorschijn komt: het onvermogen
om de niet-zuivere, smoezelige aspecten van de
werkelijkheid te accepteren. Filosoof René ten Bos
noemt dat het kernprobleem “van de schone ziel,
namelijk dat die ervan uitgaat dat leven zonder
conflicten mogelijk is, natuurlijk wel op voorwaarde
dat iedereen zo leeft als jij”. Vooral maak ik bezwaar
tegen de strategieën om de onbereikbaarheid van de
utopische zuiverheid te compenseren. Ik noem drie van
die strategieën, en Rand vertoont ze alle drie.
De eerste strategie is om dat deel van de
werkelijkheid dat moeilijk inpasbaar is in het ideaal
buiten te sluiten. In de redeneringen van het
Objectivisme betekent dat steevast dat bepaalde
groepen mensen worden afgeserveerd. In de woorden van
Achterhuis: als mensen niet voldoende rendabel zijn
voor de markt, “dan zijn ze gedwongen om aan de
zelfkant van de samenleving van de hand in de tand te
leven” en Rand zit daar niet mee.
Rand zegt bijvoorbeeld: “Als er hulpeloze mensen
zijn, waarom zouden we dan in hen geïnteresseerd zijn?
We moeten geïnteresseerd zijn in de getalenteerde,
intelligente, hardwerkende, ambitieuze mensen die hun
eigen gewicht willen dragen en iets van zichzelf
willen maken. Dat is de overgrote meerderheid van de
Amerikanen”.
En omdat de Indianen, toch de oorspronkelijke
bewoners van Amerika, veraf stonden van alles wat
markt is, hadden ze geen idee van eigendom of
eigendomsrechten en daarom “hadden de Indianen geen
rechten op het land, en was er geen reden voor iemand
om hen die rechten te verlenen”. Wat hier gebeurt is
pure dehumanisering.
De tweede strategie is om te stellen dat de
utopische idealen van zuiverheid niet verkeerd zijn,
maar dat ze niet goed in de praktijk gebracht zijn.
Die reactie zien we optreden naar aanleiding van de
kredietcrisis en het neoliberale beleid van Rands
adept Greenspan, dat daar mede debet aan was. Volgens
overtuigde objectivisten valt Rand in dezen niets te
verwijten omdat Greenspan juist te ver van de zuivere
leer was afgedwaald: het idee van een centrale bank
was Rand een gruwel, en juist daar hield Greenspan
zich mee bezig.
De derde strategie is om in de eigen kring van
volgelingen de zuiverheid strikt te bewaken via
allerlei formele en informele protocollen die zwaar
leunen op sociale dwang. Zo was het In de
Objectivistische Kring rond Rand de gewoonte om nieuwe
partners eerst aan haar voor te stellen. Critici,
waaronder afvallige adepten, beschreven de cultuur van
die kring als sekte-achtig, met bijbehorende
kledij en intellectuele conformiteit en buitensporige
eerbied voor Rand.
Interne
tegenspraken
Je hoeft niet het leerstuk van de volkomen
tegenspraakloosheid à la Rand aan te hangen om je toch
te storen aan bepaalde inconsequenties in een vertoog.
Ik stoor me aan de volgende inconsequenties bij Rand:
haar afwijzing van iedere collectiviteit versus haar
utopische (groeps)ideaal, haar afwijzing van geweld
versus het gebruik ervan voor vestiging van de utopie,
en haar opvattingen over liefde en seksualiteit.
Samenleving bestaat niet, toch maakt
ze zich daar druk over
Zoals we zagen gelooft Rand niet in het bestaan van
zoiets als een samenleving. En ook niet van een natie:
“there is no such thing as a nation; it is merely a
group of individuals”.
Toch, zegt commentator Achterhuis, als Rand haar
ideaalbeeld schetst, ontkomt ze er niet aan om een
geheel van maatschappelijke voorwaarden –
eigendomsverhoudingen, wetgeving – te ontwerpen.
Zodoende wordt Atlantis in Atlas Shrugged
getekend als een utopische samenleving. Als dat niet
zo zou zijn, dan zou het verhaal van de kapitalisten
in dat boek slechts een herhaling op het economische
vlak zijn geweest van de worstelingen van het sterke
en vrije individu uit The Fountainhead. Maar
zo is het niet.
Bovendien, zo blijkt uit al haar werk maar nog het
meest uit haar boekje met Vragen en antwoorden, Rand
heeft een woord voor de wereld, en juist met name de
Amerikaanse wereld. Als zij zich zorgen maakt dan gaat
het vaak om de inrichting en het verval van de
Amerikaanse samenleving en over de houding van de
Amerikaanse politici. Ze spreekt beslist niet alleen
maar als geïsoleerd individu tot andere individuen. Ze
is ook geen anarchist.
Deze inconsistentie maakt, aldus Kukathas, dat Rands
politieke theorie weinig overtuigend is. “De niet
aflatende vijandigheid tegenover de staat en
belastingheffing is inconsistent met haar afwijzing
van het anarchisme, en haar pogingen om de
moeilijkheid op te lossen zijn ondoordacht en
niet-systematisch.”
Tegen geweld maar wel voor
uitsluiting en forceren van de utopie
Op veel plekken in haar werk keert Rand zich tegen het
gebruik van geweld, in ieder geval tegen het als eerste
gebruiken van fysiek geweld. Maar, zegt Hans Achterhuis,
de utopie die zij voorstaat kan alleen via gewelddadige
destructie van de oude samenleving tot stand worden
gebracht. Dat leidt tot verschillende grote rampen die
de nodige slachtoffers vragen.
Dat blijkt uit haar beschrijvingen in Atlas
Shrugged. Aan het eind van het boek wordt
duidelijk dat het niet gaat om kleine hervormingen
maar om een totale verandering van alle premissen
waarop tot dan toe het menselijk samenleven berustte.
De utopie moet uiteindelijk met geweld geforceerd
worden. Bovendien, zo zagen we al, gaat Rand makkelijk
over tot het buitensluiten van haar onwelgevallige
groepen. Ook dat is geweld.
Liefde en seksualiteit
Tenslotte weet Rand niet goed raad met liefde en
seksualiteit. Het liefste ziet ze die ook plaatsvinden
op basis van eerlijke en gelijkwaardige – dus
objectieve – uitwisseling van diensten en
wederdiensten. Ze zegt: “Proper romantic love is a
response to values, and must be earned by means of
your virtues”. Jaloezie en claimgedrag hebben geen
plaats in die liefdesopvatting, maar zelf kon ze dat
gedrag wel degelijk vertonen in haar relaties.
Achterhuis zegt daarover: “Het grote probleem voor
Rand was hoe zij liefde en seksualiteit moest
begrijpen vanuit haar mensvisie die uitging van
absolute autonomie en onafhankelijkheid. Kon je
toegeven dat je hier toch een ander nodig had, dat je
uit liefde voor een ander iets deed?”
Relevantie
van Rands gedachtegoed voor management en organisatie
Strikt genomen moet je zeggen dat Rands gedachtegoed
voor het denken over management en organisatie
eigenlijk niet relevant is. Dat kan ook bijna niet
anders omdat het in de organisatiekunde veel gaat over
manieren van samenwerken, teamwork en coördinatie.
Terwijl Rand niet geïnteresseerd is in dat soort
werkverbanden, omdat zij het individu en diens
optreden tot enig uitgangspunt maakt van haar
beschouwingen en bij grotere verbanden alleen de staat
voor ogen heeft.
Vanuit een iets breder perspectief bezien heeft
Rands invloed wel degelijk doorgewerkt in praktijken
van management en organisatie. Je kunt gerust stellen
dat verschillende opvattingen van kapitalisme eigen
benaderingen met zich meebrengen als het gaat om de
omgang met medewerkers en de wijze van sturing in
organisaties. Het Rijnlands kapitalisme bijvoorbeeld
hecht veel waarde aan inbreng van de werkvloer in
productieprocessen, terwijl het Angelsaksische
kapitalisme er niet mee zit als er strak top down
gestuurd wordt.
En juist op dat meer kapitalistisch-ideologische
vlak is in ieder geval in Amerika de invloed van Rand
groot geweest, en dus ook de indirecte doorwerking
ervan in organisatiekundige opvattingen. Een tijdlang,
en in ieder geval tot in de jaren tachtig, kon je er
als intellectueel mee wegkomen om te geloven in het
ideaal van de perfect vrije markt. Het zou de
betrouwbaarste methode zijn om de welvaart te doen
toenemen. Aanhangers van die opvatting behoorden tot
de Nobelprijswinnaars, dus die was breed geaccepteerd.
Het geniepige van die ideologie was dat die zich –
nu even afgezien van Rand trouwens – wist voor te doen
als niet-ideologisch. Communisme en socialisme golden
als ideologieën, terwijl het kapitalisme zichzelf
grotendeels als een neutraal natuurverschijnsel wist
te presenteren: realistisch, pragmatisch,
onontkoombaar. Het utopische en ideologische karakter
kon zo lange tijd onzichtbaar blijven. Privatisering
en schaalvergroting waren gewoon logisch. De filosoof
Zizek zegt daarover: “Bij het kapitalisme lijkt het
vooral om een objectief proces te gaan, dat niemand
heeft bedacht en uitgevoerd”. Er is simpelweg
geen alternatief, en de val van de Muur in 1989 leek
dat alleen maar te bevestigen.
Vandaag de dag ligt dat anders. Er is, juist ook
vanuit de wetenschap, zoveel kritiek op opvattingen
van de markt als een abstract speelveld waar vraag en
aanbod elkaar in alle vrijheid ontmoeten, dat die
bijna de kleur krijgen van starre dogmatiek. Dat komt
niet alleen door de financiële crisis van 2007, die
voor een groot deel geweten wordt aan die opvattingen.
Dat komt vooral ook door historisch en sociologisch
onderzoek die het abstracte karakter van die
opvattingen ontmaskeren als wereldvreemd en illusoir.
Dat onderzoek concludeert dat er helemaal geen
abstracte ‘vrije’ markten bestaan, bevolkt door
rationeel handelende personen die opereren als pure
individualisten en beschikken over perfecte
informatie.
De historicus Van Bavel stelt dat elke markt is
ingebed in de samenleving, en daarbij zijn altijd
regels en sociale verhoudingen in het geding, die
ongelijk kunnen zijn. Die inbedding in de historische
werkelijkheid impliceert dat er toenemende
belangstelling is voor problematische aspecten van het
marktverkeer zoals machtsverhoudingen, ongelijke
toegang van marktdeelnemers tot informatie of ethisch
laakbaar gedrag, en voor mogelijke negatieve
bijeffecten van de markt.
In het licht van deze empirische studies wordt het
toch al dogmatische beeld van Rand nog schriller. We
mogen hopen dat deze groeiende aandacht voor de
economische werkelijkheid met zijn feitelijke
machtsverhoudingen en gedragingen ook de
wijdverspreide straffe en zogenaamd ‘vanzelfsprekend
logische’ Angelsaksische organisatiekundige
opvattingen kan helpen bijstellen.
Onveilig
bij
Er zijn, bij het lezen van Rand, allerlei momenten
dat ik denk: oef, wat een snoeiharde dame. En dat is
niet bepaald een veilig gevoel.
Het is wel belangrijk om vast te stellen – zoals we
tijdens de hele reeks van in Werk en Reflectie
behandelde filosofen gedaan hebben – dat andere
filosofen dat gevoel van onveiligheid ook kunnen
oproepen. In die zin is Rand voor mij niet heel
uitzonderlijk ten opzichte van veel andere denkers, al
dan niet met een eerbiedwaardige status in het Westen.
Denk aan Descartes, met zijn nadruk op zekerheid via
het ego, en Sartre die de vrijheid van het ego boven
alles stelt. Je kunt hooguit stellen dat Rand de
ultieme consequentie heeft getrokken uit veel
geaccepteerd Westers denken, zoals dat van Descartes
en Sartre.
Een patroon dat ik kan aanwijzen in de momenten van
onveiligheid bij Rand is dat ze allemaal teruggaan op
haar nadruk op eenduidigheid en tegenspraakloosheid.
In haar vragen en antwoorden stelt ze op een gegeven
moment: “Contradictions do not exist. So what happens
in a mind holding a contradiction? Mental
deterioration”. Die radicale blikvernauwing vind ik
terug in bijvoorbeeld haar onvermogen om altruïsme
naast egoïsme te denken, of kapitalisme naast
overheidsingrijpen, of de vermenging van het
mannelijke met het vrouwelijke.
Misschien zou ik ook wel willen dat de werkelijkheid
minder paradoxaal en eenduidiger was, maar gegeven de
meerduidige werkelijkheid zoals die is, vind ik denkers
die dat serieus nemen geloofwaardiger, dus veiliger.
Rand
naast Levinas
Zoals bijvoorbeeld Levinas. Wat mij altijd bijzonder
aangesproken heeft in Levinas (en wat helaas afwezig
is in de late Levinas) is juist de delicate
naast-elkaar-stelling van egoïsme en altruïsme.
Ik vond het destijds een verademing om bij Levinas
een legitieme plaats tegen te komen voor het ego. In
veel traditionele Christelijke en kantiaanse
moraalfilosofie komt het ego er bekaaid vanaf, en ligt
de nadruk op plichtsbesef. Eerlijk is eerlijk, voor
zover Rand tekeer gaat tegen de uitwassen van die
moraalfilosofie – met de mens als ‘sacrificial
animal’, voorbestemd tot zelfopoffering voor anderen
en alle hypocrisie die daarbij hoort – kan ik met haar
meevoelen in haar afkeer.
Tegelijkertijd, met al zijn aandacht voor het ego,
staat Levinas vooral bekend als ‘de filosoof van de
ander’. Het zal duidelijk zijn dat die gerichtheid van
Levinas op de ander niet die van het altruïsme kan
zijn waar Rand zo op afgeeft, want die heeft een
probleem met het ego, terwijl Levinas wel raad weet
met het ego.
De plaats van de ander bij Levinas heeft een eigen
kleur. Het is die van de verrassing die inbreekt in
het regime van het ego, maar altijd tijdelijk, zodat
daarna het ego weer de overhand heeft. Waarna de ander
weer inbreekt, enzovoorts, zodat er een voortdurende
wisselwerking is en afwisselende dominantie van het ik
en de ander. Het gaat hier om ongerijmdheid en
meerduidigheid bij uitstek, een situatie dus die niet
meer volledig met de rede is te managen.
Voor Rand zou dat laatste al direct reden zijn om
Levinas af te serveren: “Op het moment dat je tot de
conclusie komt dat iemand een mysticus is (dat wil
zeggen dat een deel van zijn filosofie volgens zijn
eigen verklaring niet aan rede onderhevig is of
voorbij rede is), heeft hij je de moeite bespaard om
nog een seconde langer naar hem te luisteren”.
Voor mij is die meerduidigheid juist een blijk van
een meer adequate werkelijkheidsopvatting.