De inleiding voor de aflevering van Werk en Reflectie
over Nietzsche is verzorgd door
Henriëtta
Joosten. Maar dat heeft mij niet belet om mezelf
de terugkerende vraag te stellen bij elk van de hier
opgenomen inleidingen: waar voel ik me veilig bij deze
filosoof en waar niet? Vandaar dat hieronder de
veiligheidsparagraaf met betrekking tot Nietzsche is
opgenomen, gevolgd door de gebruikelijke vergelijking
tussen de behandelde filosoof en Levinas.
Veilig
Nietzsche spreekt mij op een aantal punten zeer aan.
Die punten zijn:
- De aandacht voor de lichamelijkheid van de mens
- Zijn aanval op het abstracte denken
- Zijn voorkeur voor doorleefde waarheid
- Zijn liefde voor de volheid van het leven
- Een eigensoortig, gelouterd gevoel voor
transcendentie.
Aandacht
voor de lichamelijkheid van de mens
Nietzsche geldt als ‘de filosoof met de hamer’,
vanwege zijn rücksichtloze rebellie tegen de
overgeleverde filosofie. Je kunt ook zeggen, zoals
filosoof en journalist Laurens Verhagen, dat hij
filosofeert met zijn hele lichaam, in totale overgave.
Levenswaarden moeten voor Nietzsche ook inderdaad in
het leven, en dat betekent: in de zintuiglijke wereld,
worden gevonden.
Aanval
op het abstracte denken
Dat standpunt brengt hem in regelrechte aanvaring met
de mainstream van de gevestigde filosofische
traditie – vanaf Plato via het Christendom tot aan het
tijdloze ego van de modernen – waarin een voorkeur
gekoesterd wordt voor het abstracte denken. Dat wil
zeggen voor een zo onthecht mogelijk en zuiver denken,
niet gehinderd door passies, behoeften en
lichamelijkheid. Dit zoeken naar abstracte waarheid
wordt door Nietzsche benoemd als levensvijandig en
nihilistisch. Bovendien ontmaskert hij het
waarheidsstreven als een vorm van wil tot macht,
waardoor het zoeken naar waarheid en kennis even
banaal wordt als andere vormen van machtsopbouw. De
filosoof Carl Cederberg zegt dat het voor Nietzsche
wezenlijk is “to see truth itself as a problem. The
will to truth requires a critique”.
Voorkeur
voor doorleefde waarheid boven cerebrale waarheid
Uit dat laatste citaat kun je niettemin opmaken dat
Nietzsche het zoeken naar waarheid niet helemaal wil
staken. Nietzsche geeft liefde voor de waarheid niet
op, maar het moet wat hem betreft voortaan gaan om een
meer concrete, doorleefde en doorvoelde waarheid.
Cederberg zegt daarover: “Truth is seen as a value, as
one value among others, and the task of philosophical
critique is the examination of values”. In de
uitvoering van dat onderzoek valt Nietzsche te
beschouwen als juist een van de grootste zoekers naar
waarheid. Maar dan waarheid in zoverre het een
waarde voor het leven betekent.
Liefde
voor de volheid van leven
Nietzsches weerzin tegen het cerebrale karakter van
veel Westerse filosofie komt voort uit zijn
overtuiging dat het abstracte denken de inhoud uit het
leven wegzuigt. Daarom noemt hij het levensvijandig.
Wat overblijft is een bloedeloos karkas, een nihilisme
waarvan de waarden niet in het leven zelf liggen.
Behalve armetierig leven levert dat, volgens
Nietzsche, ook een armetierige moraal op. Hij spreekt
met betrekking tot het Christendom dan ook van een ‘slavenmoraal’, die het moet
hebben van zelfopoffering en dienstbaarheid.
Daartegenover stelt Nietzsche de noodzaak van het
verlangen naar een, ook materieel gezien, vol leven.
Een zekere mate van egoïsme is daarvoor beslist
vereist, en dus goed.
Gelouterd
gevoel voor transcendentie.
Het zou kunnen lijken alsof Nietzsche korte metten
maakt met alle transcendentie. Hij stelt zich te weer
tegen allesoverstijgende, maar daardoor bleke en
abstracte eeuwige waarheden. Maar daarmee bant hij
niet alle transcendentie uit, alleen is voor hem die
overstijgendheid gelegen in het ongrijpbaar korte maar
volle moment van het heden. Dat moment opent voor hem
het perspectief op de oneindigheid. Met niet zozeer de
nadruk op een oneindig zijn of wezen, maar op een
oneindig worden. Daar kan het gebeuren dat je boven
jezelf uitstijgt. Want in het heden, zo laat Nietzsche
zien, ontmoeten we het oneindig verre andere dat we
niet zomaar binnen onze kaders kunnen halen.
Onveilig
Tegenover de mij aansprekende aspecten van Nietzsches
werk staat een punt dat mij unheimisch maakt, en dat
is het aureool dat Nietzsche toekent aan de door hem
gedroomde mens die boven zichzelf uitstijgt. Die
zogenaamde Übermensch heeft een superstatus die doet
denken aan de status van de godheid waar Nietzsche
juist mee heeft afgerekend.
Behalve aan goddelijkheid doet de verhoogde autonomie
van zijn gedroomde mens mij denken aan nóg een ding
waar Nietzsche eigenlijk mee wilde afrekenen: de
autonomie die het moderne denken aan het ego had
toegekend. Nietzsche spreekt zelfs van een bevel van
het zelf aan het zelf: een bevel dat niet van
hogerhand komt, maar van zichzelf. Letterlijker kun je
autonomie niet krijgen: de Griekse woorden ‘autos’, en ‘nomos’,
gaan immers over het zelf dat zichzelf de wet stelt.
Weliswaar zoekt Nietzsche die autonomie niet
zozeer in de kracht van het denken- zoals velen vóór hem
wél deden -, maar meer in de wil waarmee een
mens over zichzelf wil heersen om zich te overstijgen,
en die situeert hij in een combinatie van voelen,
denken en gemoedsaandoeningen. Maar toch, als het zo
is dat de relativering door Nietzsche van de het
gangbare subjectdenken mij zo aansprak, zoals gesteld
in de vorige paragraaf, dan is het begrijpelijk dat
deze uitvergroting door Nietzsche van de autonomie van
het subject mij niet bevalt.
Dat spreekt me niet aan, ook door wat anderen daar
vervolgens mee gedaan hebben. Dit onderdeel van
Nietzsches denken is bijvoorbeeld misbruikt door de
nazi’s die er een stimulans in ontdekten voor hun idee
van het onderscheid tussen herrenvolken en
slavenvolken, met het Duitse volk als ras van
supermensen. Maar is ook niet een filosoof als Sartre,
die de menselijke autonomie verabsoluteert, daarin
geïnspireerd door Nietzsche?
Levinas
naast Nietzsche
Voor wat de mij sympathieke aspecten van Nietzsche
betreft, daarvan zijn bij Levinas de nodige
parallellen te vinden. Dat mag verrassend lijken
gezien het zeer verschillende temperament van de beide
filosofen. Nietzsche staat te boek als een onstuimig
type, terwijl Levinas ook altijd een sfeer van
degelijke burgerlijkheid uitstraalt. Maar die
burgerlijke façade verbergt naar mijn overtuiging een
zeer revolutionair denken, dat zich voor deel beslist
door Nietzsche heeft laten inspireren.
Onderstaand worden enkele parallellen tussen Levinas
en Nietzsche besproken, aan de hand van de punten die
hierboven voor Nietzsche zijn uitgewerkt.
Aandacht
voor de lichamelijkheid van de mens
De aandacht die Laurens Verhagen, zoals gezegd, bij
Nietzsche waarneemt voor het lichamelijke, ziet hij
ook bij Levinas. Letterlijk zegt Verhagen: “Ze
filosoferen met een totale overgave, met hun gehele
lichaam”. Ik denk dat hij, voor zover het Levinas
betreft, vooral denkt aan diens beschrijvingen in het
boek De totaliteit en het Oneindige van de
mens als genietend en arbeidend wezen.
Aanval
op het abstracte denken
Nietzsche ontmaskert het zoeken naar abstracte
waarheid van een hele traditie vanaf Plato tot aan de
modernen als levensvijandig en nihilstisch. Zo voelt
Levinas dat ook, al zal hij niet zo gauw het
Christendom aanvallen, maar eerder het subjectdenken
(het tijdloze ego), want dat is wat hem betreft
gewelddadig. In feite, zegt Levinas, leidt de almaar
abstractere opvatting van mens-zijn in het Westen
misschien wel tot bevrijding van het individu, maar
ook tot leegte, eenzaamheid en geweld. De filosoof
Cederberg zegt het zo: “For Nietzsche, as well as for
Levinas, philosophy is critique, a critique that is
ultimately not for the sake of the philosophising ego,
but for something other. Nietzsche names this other
‘life’; for Levinas, this critique points towards a
concern for the neighbour”.
Voorkeur
voor doorleefde waarheid boven cerebrale waarheid
Waar velen Nietzsches afwijzing van de traditionele
waarheidsqueeste alleen maar konden zien als
heiligschennis, tonen de enkele woorden in Humanisme
van de andere mens, die Levinas aan Nietzsche
heeft gewijd, een verrassend positieve strekking.
Levinas heeft het daar over “…een nietzscheaans woord,
een profetisch woord, zonder statuut in het zijn, maar
ook zonder willekeur, want voortgekomen uit
eerlijkheid, dat wil zeggen uit pure
verantwoordelijkheid voor de ander”. Dit is te
begrijpen vanuit de waardering die Levinas kan
opbrengen voor de waarachtigheid en eerlijkheid
waarmee Nietzsche zijn woorden verkondigt. Verhagen
zegt daarover: “We noemen Levinas en Nietzsche beide
moralisten, in de meest brede zin: ze laten zien hoe
men moet handelen om een waarachtig leven te hebben.
Het heden dient hierbij als basis; vanuit de
niet-discursieve ervaring van het heden komen ze tot
wijsgerige inzichten”.
Liefde
voor de volheid van leven
Nog op een andere plaats in Humanisme van de andere
mens citeert Levinas Nietzsche met instemming. Deze
keer zijn dat de volgende woorden uit Also sprach
Zarathustra: “Ik houd van degene wiens ziel overvol
is, zodat hij zichzelf vergeet en alle dingen in hem
zijn: aldus worden alle dingen zijn ondergang”.
De nietzscheaanse mens stroomt over van
levenskrachten; het leven is schenken geworden. Dat
sluit aan bij wat Levinas zegt over de volheid van
leven, als enige bron van waaruit gastvrijheid aan de
andere mens kan worden geboden. Verhagen: “Dit aspect
wordt nog wel eens door al die theologen die met
Levinas weglopen over het hoofd gezien. In de woorden
van Strasser: zonder haard kan men zijn gastvrijheid
niet aanbieden. Verantwoordelijkheid is nooit los te
zien van het egoïstische ik dat bezit en iets te
schenken heeft”.
Gevoel
voor transcendentie
Wat Verhagen zegt over de transcendentie bij
Nietzsche, kan met een kleine aanpassing ook gezegd
worden voor Levinas. Beiden wijzen als plaats voor het
optreden van het transcendente de ondeelbaar kleine
ruimte aan van het heden: de ongrijpbare, maar
overvolle split second. Daarin, zegt Verhagen,
ontmoeten we volgens Nietzsche én Levinas, het
oneindig verre andere dat we niet zomaar binnen onze
kaders kunnen halen. Alleen, bij Levinas krijgt dat
andere de gedaante van de Ander die we niet zomaar in
door ons bedachte schema’s kunnen stoppen.
Het
unheimische aspect van Nietzsche
Voor wat betreft het voor mij unheimische aspect van
Nietzsche biedt Levinas me wat tegenwicht. Bij
Nietzsche is de mens als het ware de nieuwe god
geworden. Zo is het bij Levinas beslist niet: de
transcendentie komt bij hem per definitie van de kant
van het niet-ik.
Maar om daar uit te komen moet Levinas wel dezelfde
vijand bestrijden als Nietzsche: de vijand van de op
een voetstuk gezette denkende mens. Levinas kan
daarbij steunen op, volgens Cederberg, het
‘nietzscheaanse woord’ dat, jeugdig en authentiek als
het is, door het dode hout van de traditie snijdt.
Levinas, vervolgens, “uses youth as a way of framing
the very promise of critique, of philosophy”, aldus
Cederberg.